Josje.  

" We hoeven niet te treuren om het geluk dat maar een droom blijkt te zijn, omdat het gevoel dat je dan ervaart evenveel indruk maakt als wanneer de droom werkelijkheid zou zijn"

Wunengzi

Sommige vriendinnen hielden het langer met mij uit dan anderen. Eigenlijk was ik een Draufgaenger en ontwikkelde ik zelf de veroveringsstrategie. Lukte de eerste poging niet , dan deed ik verder ook geen moeite. Die neutraliteit was voor de meisjes prettig en rustgevend. Ze hoefden niet meer zo op hun tellen te passen.

Er ontstond dan af en toe een vertrouwelijke relatie. Ik was een ggewoneh vriend, niet op zoek naar nadere intimiteiten.
Op fuifjes van deze vriendinnen werd ik uitgenodigd als rustige bewonderaar.
Ivan Toergenjev heeft dit soort feestjes beschreven in „P„u„‚„r„p„‘ „|„„q„€„r„Ž, eeerste liefdef
De heldin zit te midden van haar bewonderaars, die allemaal uit zijn op haar aandacht
en bereid zijn rare spelletjes te spelen als blindemannetje, charades en het oplossen van woordraadsels.
Een vrijwel identieke situatie deed zich voor op een feestje van Josje. Zij was een schoonheid; slank, elegant, en met een katachtige gratie. Haar haar was zwart en halflang. Ze had eigengemaakte artistieke kleding aan, bestaande uit allerlei soorten kleurig gaas en tule, met veel sjaaltjes en glinsterende versierselen. Als ze met een van haar vrienden praatte, boog ze zich ver naar hem toe. De anderen trachten te horen wat ze zei, maar dat lukte bijna nooit. Haar lach was aanstekelijk, en haar groepje bood een vrolijke aanblik.
Licht ontvlambaar en romantisch als ik was voelde ik mij meteen hopeloos verliefd. Maar er kwam ook een teruggekoppel mechanisme opgang, dat mij bijna hoorbaar influisterde: gbegin er niet aan, dat lukt je nooith. Ik bleef op een afstand naar haar kijken. Omdat er alleen kaarslicht was, had het geheel iets sprookjesachtigs. Plotseling keek ze mijn kant op; het was te laat om onverschiligheid voor te wenden. Ze maakte zich los van het groepje en liep naar me toe waarbij ze me bleef aankijken op een betoverende manier, alsof ze me aanmoedigen wilde mijn verlegenheid te overwinnen." Ik ben Josje", zei Josje, "waarom heb je niets te drinken ? Zal ik wat voor je halen" ? Ik moest twee maal slikken voor ik wat kon terugzeggen. Ze kwam met twee glazen tomatensap terug. Vlug achter elkaar stelde ze mij een paar vragen. Waarom ik alleen gekomen was, wat ik studeerde en of ik een goede kamer had. Het bleek dat ze vlak bij mij woonde, aan de andere kant van het Vondelpark in het stille stuk van de P.C. Hooftstraat. eIk kom wel es bij je langsf zei Josje en voor ik kon reageren zweefde ze weer weg naar nieuw binnenkomende gasten.

Een paar weken later had ik haar uit mijn gedachten gebannen. Ik bereidde me voor op een moeilijk tentamen, toen op een zondagmorgen de bel ging. Ik had een briefje op de deur met gvoor Jehova niet bellenh, want in de portiek naast me was een nest van die 'Getuigen' die altijd, nog vol goede moed het eerste bij mij begonnen met aanbellen.
Maar ik was al op en ging de deur toch maar open doen.

Het was Josje. Over een nachtjapon had ze een regenjas aangetrokken en ze liep op pantoffels. Ik schets mijn eigen verbazing; kon niet geloven dat mijn waarneming correct was. Hijgend en op een indringende en smekende manier begon ze te praten. Ze had net haar hondje uitgelaten in het park, toen er een man achter haar aan kwam die akelige dingen riep.
Door hard te gaan rennen was ze aan hem ontkomen, maar nu durfde ze niet terug naar huis, uit angst dat die man daar nog op haar stond te wachtenc en, of ze nu even bij mij kon blijven.

Ik vond het best. Maar het was toch een heel raar verhaal. Waar was bijvoorbeeld dat hondje nu ?
Nu dit wonder mij overkwam, stelde ik maar geen lastige vragen. Om bij te komen ging ze even op mijn bed liggen. Thee wilde ze wel hebben, en een boterhammetje lustte ze ook .

Struikelend over de met dictaten en boeken bezaaide grond genoot ik van elke seconde dat ik naar haar kon kijken.
Te vlug eigenlijk was ze alweer op haar gemak gesteld. Ze nam een hapje van het brood en dronk een slokje thee. Toen stond ze op en liep naar de deur. gDie man zal nu wel weg zijnf, zei ze.

Maar voor het opendoen van de deur draaide ze zich glimlachend naar mij om. eJe studeert toch medicijnen g ? Ja dat deed ik. "Dan moet je hier es even aan mijn stuitje voelen; zo'n raar knobbeltje; wat is dat nou" ? Met trillende vingers en een gloeiend gezicht, voelde ik aan haar koele billen, op zoek naar dat knobbeltje. gNiets ernstigsh, mompelde de jonge dokter, geen los botje van je staartbeentje, of zo, je bent zeker eens erg hard gevallenh. gdat kan wel" zei ze toonloos en vlinderde de trap af.

Een jaar later, weer door haar uitgenodigd, nam ik mijn vriend Erik mee . Hij deed aan 'Erik de Noorman' denken. Groot, blond en een ruwe bolster. Ik had hem verteld, dat als hij meeging, ik hem aan een onweerstaanbaar meisje zou voorstellen.
Ik had gelijk. Een paar maanden daarna zijn ze getrouwd en hebben al snel weer twee nieuwe Noormannen gemaakt. Als ik ze samen zag werd ik door jaloezie overvallen . Soms heb je absoluut geen greep op de dingen.

[terug naar de site]