"Gerechtigheid kent uitstel maar geen
afstel"
( BIJDRAGE AAN HET JUBILEUMBOEK VAN DE
OPENLUCHTSCHOOL)
juni 2005
Voor het eerst de trap opgaan naar de kleuterafdeling van
Juffrouw Lebbing was een gebeurtenis van belang. Bovengekomen waren
daar rustgevende plaatjes bij de kapstokken op peuterhoogte.
Gezellige tafeltjes en stoeltjes vormden het meubilair. De kinderen
die huilden als hun moeder wegging begreep ik niet. De klas was
vrolijk door leuke gekleurde slingers en opgehangen plaatjes en
tekeningen.
Juffrouw Lebbing straalde twee dingen uit: liefde voor de
kindertjes en autoriteit. Haar wens was vanzelfsprekend wet. Ik
betrad haar klas in 1942 en vond het er prettig. Ik hoefde ook weer
niet álles te doen wat de juf zei; Zo weigerde ik bijvoorbeeld
tijdens een ouderdag, op een stoeltje staand, een lied te zingen over
een banaan. Was daar uiteindelijk alleen toe over te halen als
iedereen meezong. Hetgeen geschiedde.
Iets verder in de oorlogsjaren, toen ik al hongerig naar school
ging, at ik Robby Heijer's boterhammetje op, dat hij van thuis
meekreeg in een Drosteblikje. Hij vond dat best, zijn mama niet. Over
de dames Prakken en Buis niets dan goeds. Ik leerde rap schrijven en
de tafels. Meer hoeft eigenlijk niet op de lagere school.In de hogere
klassen hadden we heren onderwijzers. Van de heer Uilenbroek staat me
alleen nog voor de geest dat hij enorm transpireerde en het zich niet
gemakkelijk maakte door bij het zingen een soort doventaal te
gebruiken, met komische handgebaren voor alle verschillende noten.
Dat was lachen !
De Heer Sinke was de fan van alle klasgenoten. Hij zong liedjes
bij zijn gitaar en ging met ons zwemmen. Bij hem was het altijd
ontspannen. Ik meen niet dat we al te veel leerden. Maar we hingen
aan zijn lippen als hij vertelde over prins Valiant. Hij verstond de
kunst één te zijn met de klas. Als hij wat vroeg
haasten we om dat - voor hem - te doen. Maar al te graag studeerden
we stukken in uit de Mathaeus Passion. Die zongen we dan later boven
op de trappen van de school, terwijl beneden de aangedane ouders
luisterden.
Met zijn opvolger de heer Wagner hadden we het moeilijker. Hij is
mij bijgebleven als een ongedurige, autoritaire en grillige man; dat
hij in die periode ook vervangend hoofd der school was speelde
daarbij vast een rol.
Gymnastiekles hadden wij van de Heer Pal.
Alhoewel sommige van mijn klasgenoten en ik via de regenpijp op
het dak van zijn gymlokaal klommen, om daar stoute dingen te doen,
nam ik niet vaak deel aan de lichamelijke oefeningen zelf. In de
oorlogsdagen werden we voor zijn les gemeten en gewogen. Hiervan
werden lijsten bijgehouden waarop nog te zien is hoe mager we waren.
Hoewel vooruitstrevend qua openlucht, werden de sexen nog
gescheiden lichamelijk geoefend.
Daarna dienden wij ons op grootte gesorteerd in een rij op te
stellen. De langste voorop, en dan aflopend tot de kleinste.
Voorop stond Gerard Kok, dan Gouke van der Wal, dan Charles
Thors, dan Robbi Heijer en dan ikzelf. Hekkensluiters waren Robbie
van Oord, en Petertje Konijn.
Waren we zo opgesteld dan nam de Heer Pal een tamboerijn ter hand
waarop hij de mate van voortbeweging van de rij aangaf. Omdat de
langste jongens voorop liepen hadden de kleinstenachteraan de
grootste moeite met het bijhouden van het tempo. Er werd linksom
gelopen, meestal te lang naar mijn zin. Waaruit mijn stoutheid
precies bestond, herinnner ik mij niet meer, maar op een of andere
manier irriteerde ik de Heer Pal mateloos. Dat leidde veelvuldig tot
verwijdering uit de les.
Nu vond ik dat niet erg. "Er uitgestuurden" werden namelijk
verbannen naar het Magazijn, boven aan de trap naar de kamer van het
schoolhoofd, de onvolprezen Heer Bakkum.
In dat magazijn lagen potloden, schriften, vlakjes (ook wel
stiefjes of stufjes genoemd), krijtjes in meerdere kleuren,
puntenslijpers , etiketten, kaftpapier en dergelijke voor ons
aantrekkelijke zaken.
Hetzelfde lot van verwijdering uit de les trof ook mijn vriendje
Jens Leeuwenburgh en mijn broertje Flip. Vooral als Jens en ik samen
uit de les verwijderd werden, hadden we dikke pret. Zo hebben we daar
nog eens een koolzuursneeuw brandblusser uitgetetst, wat tot onze
grote opluchting, niemand heeft gemerkt. Alhoewel het hele magazijn
onder de witte sneuw lag verdampte die snel en werd het alleen maar
onbehaaglijk koud in het vertrekje.
Later hebben we een cooperatief winkeltje opgezet bij Jens thuis.
Onder de keldertrap, boden we schriften, krijtjes, kleurpotloden en
puntenslijpers te koop aan voor merkwaardig lage prijzen.
De Heer Pal en ik lagen elkaar dus niet. Toch deed ik
aanvankelijk mijn best bij hem in de smaak te vallen. Daartoe stond
maar één mogelijkheid open: postzegels voor hem
meenemen. Hij was en fanatiek verzamelaar. Ook met Burchard,
Meinhard, Charles en Robbie "ruilde" hij fanatiek postzegels. Dat er
bij het ruilen één moest huilen en dat dat niet de Heer
Pal was, werd ons pas in de hogere klassen duidelijk, toen er iets
van kwaliteitsbesef bij ons begon te dagen. De Heer Bakkum heeft op
verzoek van enkele ouders aan dit postzegels ruilen een eind
gemaakt.
De heer Pal hield ook van zonnebaden. Hij deed dat bij voorkeur
in de middagpauze op de onderste loggia. In verregaande staat van
ontkleding. Waakzame ouders protesteerden daartegen bij de heer
Bakkum. Zij wilden kennelijk dat hun dochters op andere wijze zouden
kennismaken met de manlijke anatomie.
Later hadden we ook zwemles van de Heer Pal.
Die vond plaats in het Zuiderbad. De Heer Pal stroopte zijn
broekspijpen omhoog en liep blootsvoets langs de kant. Met een
schril fluitje gaf hij ons aanwijzingen. Daarvan trok ik mij ook niet veel aan. Met Jens vond ik de hoge
springplank het spannendste. Als ik daarvan afsprong en dan vlakbij
het trapje weer boven kwam, kon ik dat net vastpakken en aldus
verdrinking voorkomen.
De Heer Pal was ook van dat gedrag weer niet gediend. Hardhandig duwde hij mij het
kleedhokje in, waar ik mijn onmiddellijk moest aankleden. Nee,
vrienden zouden we nooit worden. Vooral dit laatste voorval riep bij
mij om wraak.
Welnu, ik bleef het Zuiderbad bezoeken, ook na het verlaten van
de Openlucht school. Bij herhaling ontmoette ik daar de lesgevende
Heer Pal. Wij maten elkaar met de blikken. Geleidelijk werd ik groter
en hij in mijn ogen kleiner en zwakker. Compleet was mijn voldoening
toen ik hem, daags na mijn veertiende verjaardag, met opgestroopte
broekspijpen en fluitje en al in het diepe smeet. Gerechtigheid kent
uitstel, maar geen afstel.
* * *
.