Alvorens, na beeindiging van de ingreep, de aanhaaktang van de portio te nemen en het speculum te verwijderen, dient men met een droog steriel gaas de vagina schoon te maken en het curettement na te kijken. Rein Bellens beveelt daarna nog een laatste controle-echo aan.

Het is van groot belang niet te lang te wachten met het nazien van het curettement. Zodra dit in water is ondergedompeld beginnen de fijne structuren te ontleden en kunnen details verloren gaan.

Men heeft niet meer nodig dan een wasbak met een koud waterkraan, die een krachtigewaterstraal produceert, een plat glazen bakje, een plastic huishoudzeef met een diameter vantenminste 15 cm, een lichtbron waarop het genoemde bakje kan staan, een anatomisch pinceten het belangrijkste: belangstelling. Men geve zich er rekenschap van dat belangrijke aanwijzingen voor pathologie bij vluchtige beschouwing over het hoofd gezien kunnen worden.

Het net verkregen curettement wordt uit de opvangfles in de zeef gedaan en onder de waterstraal krachtig gespoeld, zodat bloedresten worden verwijderd. Het gespoelde curettement wordt nu in het glazen bakje overgebracht, waarin men ook de zeef uitspoelt, zodat geen weefsel daarin achterblijft. Bij een jong curettement is het extra belangrijk dat geen weefsel in de zuigbuis, op het speculum, in de vagina of op een onderlegger achterblijft. Het bakje vult men verder aan tot het water ongeveer 2 cm hoog staat. Op de lamp geplaatst kunnen we in het bakje het volgende onderscheiden:

1. Endometrium, bestaande uit decidua parietalis, basilaris en capsularis, waaraan we verder proliferatieve of atrophische structuren kunnen herkennen. Soms zijn er endometriumpoliepen, bloedvaatjes, kliertjes, cysten of infarcten in te zien.

2. Placentaweefsel met villi, vliezen, navelstrengresten, de urachusblaas en dooierzakresten.

3. Embryonale delen eventueel wijzend op meerlingzwangerschap.

4. Eventueel overige producten zoals endocervicale poliepen, gesteelde submuceuze myoompjes en de cervicale slijmprop.

[terug naar top pagina]

We onderzoeken het curettement op:

Over het pathologische curettement zie men aldaar en onder Mola hydatidosa

Welk weefsel kunnen we in de diverse stadia tegenkomen?

Bij 8 weken amenorrhoe of minder zien we decidua, het vruchtzakje (chorion-blaasje) of:

"ovum", een niet doorbloed navelstrengetje, villi en vliezen. Het doorbloede dooierzakje, geen vruchtdeeltjes. Bij 9 weken amenorrhoe vinden we placenta, vliezen, het beter doorbloede navelstrengetje, oculi, C.Z.S. (ruggemerg en hersenen), wervelzuil, ledematen en de tong.

Bij 10 weken amenorrhoe kunnen we alle vruchtdelen zien, alsook een niet doorbloed dooierzakje, placenta, vliezen en de langere en de beter doorbloede navelstreng.

Het voordeel van het onderzoek van het curettement in de operatiekamer, waar de vrouw nog aanwezig is, is evident. Men kan onmiddellijk reageren op de bevindingen. Is er met zekerheid geen foetaal weefsel verkregen dan dient de mogelijkheid van een extra uterine zwangerschap te worden overwogen. Om dit in een vroeg stadium uit te sluiten kan men bij de vrouw terstond een BetaHCG laten bepalen (kwantitatief) en dat daags daarop doen herhalen. Titerstijging is bewijzend voor een gemiste zwangerschap of een extrauterine graviditeit.

[terug naar top pagina]

Is de vrucht incompleet dan moet de behandeling worden voortgezet.

Verdenking op mola-graviditeit? Dan is extra grondige curettage nodig! Bestaat er meerlingzwangerschap? (...en moet dit aan cliënte worden medegedeeld? )

Bij een zeer jonge zwangerschap is het soms moeilijk het vruchtblaasje te vinden. Dit, of delen ervan, zijn tochmeestal wel te onderscheiden van de decidua doordat het apart ligt als een vlokje fijner gestructureerd weefsel van een lichtere kleur, dat soms ook duidelijk als blaasje is te herkennen. Het onderzoek wordt vereenvoudigd wanneer men het herkende - niet gezochte - weefsel met de pincet afzondert van het restant. Zo kan het deciduaweefsel en het placentaweefsel gescheiden worden van het embryonale weefsel en in latere stadia de eventueel missende vruchtdelen worden opgespoord. Het valt te overwegen de cliënte te vragen of zij het curettement wil zien. Zijn er grotere foetale delen waarneembaar dan is dit minder geschikt.

 

Veel vrouwen zijn echter opgelucht als ze zien dat er inderdaad nog maar een minimaal vruchtblaasje was, en dat voorts de behandeling aantoonbaar succesvol is verlopen. Heel vervelend is het als de vrouw vraagt naar het curettement terwijl dat net is weggespoeld. Een ethische, en dus omstreden vraag is of men aan de cliënte (afgezien van de wettelijke verplichting daartoe) het curettement op haar verzoek dient mee te geven. In het algemeen geldt: zeg nooit nooit.

[terug naar top pagina]

[vorige pag.] [volgende pag.] [Inhoud]

© 1997/2014 Dr A.S. van den Bergh.
laatste herziening april 2014