PROSTAGLANDINES

Algemeen.

 

Prostaglandines zijn op hormoon gelijkende stoffen die in vrijwel alle weefsels van het lichaam voorkomen en gevormd worden. Zij spelen een voorname rol bij de pijnprikkelgeleiding en oefenen invloed uit op de contractiliteit van het gladde spierweefsel. Zij stimuleren in elk stadium van de zwangerschap de uterus tot min of meer krachtige contracties.

Zodra duidelijk werd dat deze stoffen zich lenen tot het afbreken van zwangerschappen door stimulatie van de uterusspier zijn wereldwijd onderzoeksprogramma,s opgezet. Een voorname rol speelde daarbij M. Bygdeman van het Karolinska Institut in Stockholm en Sultan Karim en medewerkers in Singapore. Gelet op het vrijwel niet te verbeteren succes van de zuigcurettage wat betreft effectiviteit en eenvoud, richtte het onderzoek zich aanvankelijk allereerst op het tweede trimester.

Eerste publicaties:

De eerste publicatie over het succesvol toepassen van prostaglandines voor zwangerschapsafbreking zag het licht in 1970.

Deze beroemd geworden publicatie van Karim & Filshie1) verscheen op het moment dat er veel kritiek was op de pogingen om langs farmacologische weg abortus te bewerkstelligen. Het was de tijd van de eerste publicaties over toepassing van hypertone zoutoplossing, glucose e.d. Deze pogingen gingen gepaard met een storm van protesten van de anti-abortusbeweging en veel publicaties werden gewijd aan de morbiditeit en mortaliteit ten gevolge van deze nieuwe en "schandelijke" therapien.

De werking van de prostaglandines voor het opwekken van voornamelijk tweede trimesterabortussen werd geëvalueerd in klinisch onderzoek, waarbij verschillende toedieningswijzen werden vergeleken.Gezocht werd naar de stof en methode om een complete abortus te bewerkstelligen zonder noodzaak van toediening van andere middelen en zonder gebruik van nadere chirurgische technieken. Hierbij werd verbetering van de effectiviteit van de methoden, vergemakkelijking van de setting en de werkwijze, het verminderen van ongewenste bijwerkingen, en het verlagen van de kosten nagestreefd. Een ander belangrijk doel was het bekorten van het inductie-abortus interval (I-A-interval)

Al spoedig werd duidelijk dat veel onderzoeksresultaten zich willig richtten naar de door de onderzoekers gewenste uitkomsten. Veel verkregen goede resultaten bleken door andere onderzoekers niet reproduceerbaar. Zo rapporteerden Karim & Sharma2) in 1971 over succesvolle toepassing bij 96 % van de vrouwen bij wie enkelvoudige intraamniotische injecties werden gegeven die ofwel 2,5 tot 5 mg PgE2 ofwel 25 mg PgF2a bevatten. Bij later, uitvoeriger onderzoek bleek in 60 % zelfs 20 mg PgE2, of 100 mg Pg F2a onvoldoende om complete abortus op te wekken.

Het onderzoek richtte zich op de volgende wegen van toediening: per os, I.M., I.V., rectaal, intravaginaaal, intracervicaal, extra-amniotisch en intra-amniotisch. Orale therapie was met de toen voor handen zijnde preparaten niet effectief. Het optreden van koorts, en ongewenste bijwerkingen van de kant van de tractus digestivus, braken en diarrhoea, waren slechts te bestrijden met "middelen erger dan de kwaal".

I.M.-injecties met de natuurlijke prostaglandines uit de E1, E2 en F2a reeksen waren nauwelijks effectief in lage - en heftig pijnlijk in effectieve doseringen terwijl dan ook ernstige gastrointestinale bijwerkingen optraden. Ook I.V. therapie met de beschikbare PgE2 en PgF2awas niet effectief, zelfs niet in hoge doseringen. De bijwerkingen waren (en zijn) onaanvaardbaar. Slechts in combinatie met oxytocine wordt abortus bewerkstelligd met een gemiddeld I.A.-interval van ±16 uur.

 

Nederlands onderzoek

Ongehinderd door toezicht door bestuurlijke lichamen, inspraak, ethische commissies, sponsors of butgetaire problemen werd het eerste Nederlandse onderzoek door Szabo & van den Bergh verricht in de Bloemenhovekliniek3) te Heemstede. Dit betrof het voorbereiden van de cervix voor 2e-trimester ingrepen vlgs Finks door middel van oraal en vaginaal toegediende PgE2 tabletten.

Pas veel later ontwikkelde derivaten als bv. het Sulprostone (Nalador ®) is I.V. toepasbaar zonder dat het optreden van onaanvaardbare bijwerkingen de therapie onmogelijk maakt. Het succespercentage bij I.V. toepassing hiervan is echter na 96 uur (infuus) nog geen 85 %. Deze methode is thans in die ziekenhuizen eerste keus waar, meestal op eugenetische indicatie, nog tweede trimester behandelingen worden gedaan. Overigens heeft ook hiertoe onderzoek vanuit de abortuskliniek bijgedragen4). Een krachtig Pg-derivaat, het 15-methyl-PgF2a-methylesther werd eveneens in de Bloemenhovekliniek getest (WHO.1977 a). In deze multicentered study5) werd bij 660 vrouwen deze stof vaginaal in sups toegediend. De effectiviteit was 83% en het gemiddeld I.A.-interval 14.1 uur. De bijwerkingen van de kant van de tractus digestivus konden in de hand gehouden worden omdat vaginale toediening niet zulke hoge pieken in de plasmaspiegels geeft als IM toediening. Dit Pg-analoog heeft voorts het voordeel dat het redelijk stabiel is. Met uitzondering van het misoprostol zijn de meeste andere analogen maar kort houdbaar.

Het is ondoenlijk op de tientallen verschillende combinatie van therapiën in te gaan, waarover is gepubliceerd. We noemen slechts de combinatie van prostaglandines met hypertone zout of ureum oplossing; de extraamniotische toediening van PgF2a met intraamniotisch Rivanol; de combinatie van Pg's met het inbrengen van laminaria stiften in de cervix uteri etc etc.

Onder leiding van Querido, Fischer en van den Bergh is in de jaren '80 tot '85 is ook in het Vrelinghuis routinematig prosta toegepast waarbij werd gekozen voor een intraamniotische toediening van PgF2a al dan niet gecombineerd met PgE2-gel intra-vaginaal.

In onbruik geraakt

Vrijwel al deze "succesvolle" therapiën zijn thans verlaten. Dit is niet alleen het gevolg van het sterk individueel wisselend effect van de toegepaste prostaglandine, de resistentie van 5-10% van alle zwangeren tegen het middel, de vervelende bijwerkingen ervan en het vaak zeer lange I.A.-interval die het uiterste vragen van het geduld van de patiënte; het is zeker ook een gevolg van het feit dat men thans inziet dat het met de schadelijke gevolgen van de alternatieve chirurgische technieken zoals aspirotomie of Finks-ingreep erg meevalt. Zeker indien men deze afzet tegen de veelvuldig optredende ernstige verscheuringen van de cervix na Pg- inductie waarover al in 1976 door Kajanoja6) werd bericht.

Ten laatste moet als ernstig nadeel van de Prostaglandine inducties in het tweede trimester worden gemeld dat de vrouwen, vaak juist de categorie jongere meisjes, het hele proces van een minigeboorte als traumatisch ervaren. Een maximaal 15 minuten durende ingreep onder narcose is dan wel duidelijk patient-vriendelijker. In de Bloemenhovekliniek en later ook in het Vrelinghuis heeft men getracht aan dit bezwaar tegemoed te komen door de patiënte in de laatste fase van de behandeling, vlak voor de uitdrijving van de foetus, alsnog onder narcose te brengen. Ook dan nog moet men zich afvragen of het niet te veel gevraagd is van de cliëntes om uren lang te moeten wachten, misselijk en met pijnlijke contracties in de onderbuik.

Priming

Vrijwel het enig overgebleven toepassingsgebied van prostaglandines in de abortusklinieken is "priming", het verkrijgen van preoperatieve cervixverweking en dilatatie bij chirurgische technieken als de Finks-ingreep of de aspirotomie. Hiertoe staan verschillende Pg's ter beschikking. De analogen sulprostone, het al genoemde 15MePgF2a-methylester, en het 16,16-diMePgE2 is geschikt. Allen geven bijwerkingen als misselijkheid, diarrhoea, hoofdpijn etc. Onderzoek naar het bruikbaarste alternatief is nog gaande. Het al langer bekende maar voor een andere indicatie geproduceerd middel, het misoprostol (Cytotec®) blijkt nu voor priming van de cervix het meest geschikte middel.(zie ook Cytotec®)

Abortuspil

Aan het eind van de jaren zeventig werd met de gebruikelijke overdreven juichende publiciteit een prostaglandine aangekondigd die in de eerste drie weken na de gemiste menstruatie kon worden gebruikt. Hier was nu de lang gezochte abortuspil !

Een (Zweeds) sponsje geprepareerd met een PgE2 preparaat kon door de vrouw zelf in de schede worden gebracht waarna binnen 36 uur de gewenste bloeding op gang zou komen.

Al spoedig echter verstomde de hoopgevende geluiden. Proefpersonen die langer zwanger waren dan de opgegeven tijd kregen ernstig bloedverlies, tot shock toe, of er trad wel bloedverlies op maar de zwangerschap bleef bestaan.

In het onderzoek naar prostaglandine toepassingen zijn de afgelopen 30 jaar vele miljoenen geinvesteerd en vele duizenden wetenschappelijke publicaties erover zagen het licht. Het moge daarom wat mager lijken dat aan deze interessante stoffen maar enkele pagina's in het handboek worden gewijd. Gelet op het uiteindelijk toch tegenvallen van de toepasbaarheid van deze stoffen is dit te rechtvaardigen.

Tot besluit moet één toepassing van de prosta's genoemd worden waarbij dit middel waarlijk soeverein is en waardoor het toch in geen elke zichzelf respecterende abortuskliniek mag ontbreken: het stelpen van bloedingen na de ingreep. (bijvoorbeeld: carboprost (Prostin 15 M ®); dosering: 1 ampul (= 125mgr) intracervicaal.

Geen enkel mddel geeft een vergelijkbare absolute uteruscontractie na injectie ervan in de cervix of I.M.

literatuur:

1. Karim S.M.M. & Filshie G.M. Therapeutic abortion using prostaglandin F2a. Lancet 1:157. 1970

2. Karim S.M.M. & Sharma S.D. Proc. Intern. Conf. on Prostaglandins Florence 1975.

3. Van den Bergh, A.S. & Szabo E. Praeoperativ méhszájtágitás oralis prosta-glandin E2-vel. Magyar Nóorvosok Lapja. 38 193-195. 1973 (ook gepubliceerd in Prostaglandins )

4. Van den Bergh, A.S. & Niermeijer O. Termination of advanced second trimester pregnancy with intraamniotic Sulprostone. Procedings International Sulprostone smposium, Vienna 1978

5. Van den Bergh, A.S. & Haspels A.A. Mid-Trimester abortion induced by intravaginal administration of prostaglandin 15-Me.F2a-methylester suppositories. Contraception febr 1978 Vol 17 no 2

6. Kajanoja P.et al. (1974) Rupture of the cervix in prostaglandin abortion. Brit. J.Obstet. Gynaec., 81:242-244

[vorige pag.] [volgende pag.] [inhoud]

Laatste bewerking april 2014.