Algemeen - functie - Werkingsfeer - Doelen en uitgangspunten - Inwerkingtreding Beroepscode
Functie van de beroepscode: De functie is drieledig :
- De beroepscode geeft recht en bescherming aan degenen met wie de abortus-arts in een professionele relatie treedt.
- De beroepscode verschaft de abortusarts criteria waaraan deze zijn handelen kan toetsen en stelt aan diens handelen duidelijke grenzen.
- De beroepscode beoogt de abortusarts te beschermen tegen ten onrechte tegen hem ingebrachte klachten.
p.m. De Beroepscode omvat uitdrukkelijk niet een taakomschrijving of een functietypering van de abortusarts in zijn of haar deskundigheid als hulpverlener .
Dit bij onderkenning dat de abortusarts in verschillende hoedanigheden kan optreden, zoals hulpverlener, adviseur, voorlichter, beoordelaar, docent, wetenschappelijk onderzoeker, en andere mogeliike hoedanigheden meer, maar ook als collega en lid van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen en The International Society of Abortion Doctors.
De beroepscode wordt van toepassing geacht op allen die als abortusarts werkzaam zijn en lid zijn van het NGvA, als wel voor andere, niet bij haar geregistreerde artsen die op eigen gezag en verantwoording als dusdanig werkzaam zijn.
De beroepscode vooronderstelt de grondwet, het strafrecht, de wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), de Wet Afbreking Zwangerschap(WAZ), de Wet Geneeskundige Behandellngsovereenkomst (WGBO), de ARBO-wet en alle andere relevante wettelijk vastgelegde regelgeving en vormt daarop een aanvulling.
De abortusarts heeft de taak bij te dragen aan het welbevinden van hen die zich tot hem wenden. Hij doet dat door het diagnostiseren van de zwangerschap van de zich voor behandeling aangemelde cliente, en het al dan niet afbreken van haar ongewenste zwangerschap na evaluatie van de toestand waarin aanvraagster en (ev haar partner) zich bevindt(en).
Evenzeer heeft de abortusarts tot taak het beroep van de abortusarts als discipline de status te geven en te laten behouden, die nodig is om aan de hiervoor genoemde taakstelling uitvoering te kunnen (blijven) geven.
De abortusarts laat zich hierbij leiden door de volgende algemene uitgangspunten:
- Eerbied voor de vrouw, die als zelfstandig en verantwoordelijk persoon het recht heeft om te streven naar verwerkelijking van haar mogelijkheden of om daarvan af te zien, naar eigen inzicht en keuze.
- Eerbied voor het recht op zelfbeschikking van iedere persoon.
- De abortusarts zal niet discrimineren naar geloof, ras, seksuele voorkeur, leeftijd en leefstijl.
- Wanneer de abortusarts zich bezig houdt met aspecten van het privé-domein van de vrouw en haar partner waarmee hij professioneel in contact komt, dient de zelve de terughoudendheid te betrachten die door respect voor de betreffende personen ingegeven behoort te zijn.
Deze uitgangspunten veronderstellen:
- Deskundigheid en verantwoordelijkheid, die naar de stand van wetenschap en techniek onderhouden moeten worden. Steeds dient de arts zich kritisch, met inachtneming van de eigen beperkingen, in te zetten, op een wijze waarvoor steeds verantwoording kan worden afgelegd.
- Onderkenning en rekening houden met de culturele en subculturele verschillen in onze samenleving; ook die te onderscheiden zijn als verschillen tussen allochtone en autochtone culturen.
- Besef dat elk professioneel handelen advisering, hulpverlening, voorlichting en dergelijke meer moreel-ethische consequenties kan hebben, waarbij de vrouw waarmee de abortusarts een proffessionele relatie aangaat andere opvattingen kan hebben dan hijzelf
De code heeft met ingang van .....................bindende kracht voor alle als abortusarts werkzame leden van het NGvA, zowel als voor de door het NGvA geregistreerde abortusartsen die geen lid van de vakgroep zijn.
= abortusarts is hij, die als hulpverlener, adviseur, voorlichter, beoordelaar, wetenschappelijk onderzoeker, of in welke andere mogelijke hoedanigheid ook zwangerschappen afbreekt.
= professionele relatie (hierna ook genoemd professioneel contact): adviserings-, onderrichts-, onderwijs-, voorlichtings-, hulpverlenings/therapeutische en begeleidingsrelatie.
= behandeling: alle dienstverlening van een abortusarts welke gericht is op het afbreken van de zwangerschap van cliente of patiente, als ook het zo mogelijk voorkomen van volgende ongewenste zwangerschappen door het geven van adequate voorlichting of een behandeling die zwangerschap voorkomt (bijvoorbeeld het inbrengen van een I.U.D.)
= de cliente: de vrouw of zwangere waarmee in een professionele relatie wordt getreden.
= betrokkenen: al degenen die op enigerlei wijze - en bij mondigheid van cliente door cliente zelf als zodanig begrepen - een band hebben of in een bepaald verband staan tot cliente; (partner-, echtgenoot, ouders, voogden, begeleidende verzorgers enzovoort) .
= Opleider is hij die, al dan niet als leidinggevende of eindverantwoordelijke, het werk van de abortusarts superviseert (zie ook het opleidingsregelement in het Handboek voor de abortushulpverlening).
= supervisie: waardering, beoordeling en corrigering van het werk van een abortusarts door degene die eindverantwoordelijk is voor het werk van de aborterende arts.
= intervisor: collega die het werk van de aborterende arts met alle consequenties daarvan met hem bespreekt gedurende de opleidingstijd, of (periodiek) daarna.
= intervisie: waardering, beoordeling en corrigering van het werk van een abortusarts door collega('s) of deskundige derde(n).
= publiek: al degenen tot wie een abortusarts zich richt via de algemene media of met meer doelgroep-gerichte pers-, media-, advertentie- en voorlichtingscampagnes.
Om het voortdurende hij/zij te voorkomen zal in deze Beroepscode steeds geschreven worden over de abortusarts, in de manlijke vorm . Dit geldt ook voor de benaming van de personen - zoals client, patiënt, leerling e.d. - waarmee de abortusarts professioneel in contact treedt.
1.1. Onverlet de in de diverse - voor de basisdisciplines van de abortusarts geldige - algemene beroepscoderegels als:
- zorgvuldlgheld, inhoudende dat men zich er van vergewist dat de randvoorwaarden gerealiseerd zijn om zich overeenkomstig de beroepscode te kunnen gedragen
- inachtneming van de met zijn positie en deskundigheld gegeven machtsongelijkheid jegens de client, meestal in de zin van overwicht, en nalating hiervan misbruik te maken
- het in achtnemen van de grenzen van de eigen deskundigheid en en het nemen van de verantwoordelijkheid de eigen deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen
- vertrouwelijkheid
- verantwoordingsplicht , collegialiteit,
zijn voor de abortusarts in het bijzonder geldig, en worden daarom hieronder nader uitgewerkt:
1.2.1. Bij het aangaan van een professionele relatie treedt de abortusarts met de cliënt(en), en andere personen die een beroep om hem doen (of tot wie hij zich richt) in een vertrouwensrelatie. Daarom is de abortusarts verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem bij de uitoefenlng van zijn beroep ter kennis komt.
1.2.2. Bij ontbreken van schriftelijke toestemming van de betrokken persoon, waarmee de abortusarts in professioneel contact staat, om informatie aan derden te verstrekken kan hij zich pas ontheven achten van de plicht tot geheimhouding indien tenminste voldaan is aan al de vijf hieronder genoemde voorwaarden (* 3):
a. Alles is in het werk is gesteld om toestemming van de betrokken persoon te verkrijgen.
b. De abortusarts moet in gewetensnood verkeren door het handhaven van de geheimhouding.
c. Er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen.
d. Het is vrijwel zeker dat het niet-doorbreken van het geheim voor derden aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar op zal leveren.
e. De abortusarts moet er vrijwel zeker van zijn dat door de doorbreking van de geheimhouding die schade aan de ander(en) kan worden voorkomen of beperkt.
1.2.3. Ook in geval de persoon, waarmee de abortusarts in professioneel contact staat, de arts schr1ftelljk ontslaat van de plicht tot geheimhouding is laatstgenoemde niet verplicht de geheimhouding te verbreken.
1.2.4. De abortusarts is verplicht zich jegens de rechter te beroepen op verschonlng indien het afleggen van een getuigenis of het beantwoorden van bepaalde vragen hem in strijd brengt met zijn geheimhoudingsplicht.
1.2.5. De verplichting om zo'n beroep op de rechter te doen kan alleen opgeheven worden als voldaan is aan alle vijf in art. 1.2.1. genoemde voorwaarden.
1.2.6. Indien de rechter weigert verschoning toe te staan, dan mag de abortusarts de ter zitting gestelde vragen over de persoon 1n kwestle beantwoorden. Hij dient zich dan te beperken tot het geven van feitelijke informatie en dan nog uitsluitend die informatie waar om gevraagd wordt; hij dient zich te onthouden van een waardeoordeel.
1.2.7. Wanneer de abortusarts tijdens de de uitoefening van ziin beroep kennis neemt genomen van situaties of handelingen door volwassenen, maar ook door kinderen, die geestelijke en/of lichamelijke schade kunnen berokkenen aan personen die minderjarig zijn danwel niet in staat hun wil te bepalen als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestesvermogens, dient hij te handelen conform de richtlijnen voor beroepsoefenaren, zoals neergelegd in Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen (Commissie Misbruik van Jeugdigen, 1994).
1.3.1. Bij het aangaan van een professionele vertrouwensrelatie door de abortusarts dient het contact of de behandeling plaats te vinden in een zodanige ruimte dat derden geen kennis kunnen nemen van hetgeen besproken wordt en tijdens het contact of de behandeling voorvalt.
1.3.2. De abortusarts behoeft voor het geven van inzage in of het verstrekken van gegevens aan ieder die niet bij de behandeling betrokken is de schriftelijke en gerichte toestemming van cliente, tenzij de abortusarts door wettelijk voorschrift daartoe verplicht is. Dit geldt ook voor audio-, video- of filmregistraties van professionele contacten
1.3.3. De bepaling blijft van kracht ook nadat het contact of de behandeling beeindigd is.
1.3.4. Voor iedere volgende informatieverstrekking dient cliente opnieuw haar toestemming te verlenen, tenzij zij de abortusarts schriftelijk gemachtigd heeft zulks te doen zolang het professionele contact of de behandeling duurt en daartoe dienstig is.
1.3.5. cliënte heeft het recht om de bedoelde machtiging op ieder moment in te trekken.
1.3.6. Bedoelde verklaringen van cliënte dienen in haar dossier bewaard te worden.
Uitzonderingen
1.3.7. De abortusarts is gerechtigd, wanneer een behandeling dat vraagt of in het kader van consultatie, ook zonder toestemming van cliente, relevante gegevens aan derden, wier advies of medewerking nodig geacht worden, te verstrekken, mist dezen eveneens gebonden zijn aan deze code. Dit recht strekt zich uit tot niet- abortusartsen mits gebonden aan een aan deze code op dit punt gelijkwaardige eigen beroepscode. (verpleegkundigen). Indien degenen, wier medewerking noodzakelijk is bij een behandeling, geen eigen geheimhoudingsplicht kennen, geldt voor hen een afgeleide geheimhoudingsplicht.
1.3.8. Ten behoeve van wetenschappelijk of statistisch onderzoek en idem dito publicaties of publicaties ten behoeve van onderwijs en onderricht mag de abortusarts geanonimiseerde gegevens verstrekken aan derden, mits de persoonlijke levensfeer van cliënten niet wordt geschaad en onverlet zijn eigen verantwoordelijkheid.
Dit geldt ook voor gegevens verkregen uit - meestal onder eigen regelgeving met betrekking tot anonimiteit en geheimhouding geplaatste - al dan niet wetenschappelijke onderzoeken e.d.
1.3.9 . De abortusarts heeft het professionele contact of voert de behandeling uit buiten de waarneming van anderen, tenzij de client ermee heeft ingestemd dat (delen van) de behandeling door derden mogen worden waargenomen, beluisterd of anderzins gevolgd.
2.1. Hierbij gelden onverkort de in de diverse - voor de basisdisicplines van de abortusarts geldende - regels, zoals:
- zorgvuldigheid
- aanvaardbaarheid wie wel/niet)
- geinformeerdheid van cliënte
- vrijwilligheid van de kant van cliënte
- verleende toestemming middels een "informed consent"
In het bijzonder is van belang dat :
2.1.1. De abortusarts een professionele relatie - van welke aard ook - (van hulpverlenend tot en met in verband met wetenschappelijk onderzoek) - weigert aan te gaan, of voort te zetten, wanneer hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat hij daarmee in conflict zal komen met de beroepscode.
2 .1. 2 . De abortusarts degene met wie hij een professionele relatie aangaat op begrijpelijke wijze informeert over aard en doel van de professionele relatie welke de werkwijze zal zijn. Indien de professionele relatie een therapeutische betreft , dan behoort het recht op informatie tot de centrale rechten van cliënte of patiente, conform de wettelijke regelgevingen ( waar-onder de Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst).
Deze informatie betreft, indien niet anderzins daarin is voorzien tenminste:
- De deskundigheid, respektievelijk, deskundigheden van de betrokken abortusarts.
- de aard van de professionele relatie; onderzoek, behandeling, begeleiding, advisering, voorlichting, onderricht, onderwijs e.d.
- de doelstelling van de professionele relatie.
- De werkwijze(n) tijdens de professionele relatie; methodiek en gebruikte middelen en aard van gevraagde en benodigde gegevens van de kant van cliente/patiente waarmee de abortusarts een professionele relatie aangaat.
- De mogelijke (neven-)effecten van de professionele relatie. - Het recht op inzage in het dossier, conform artikel 4.5.1.
- De gebondenheid van de abortusarts aan de beroepscodes van zijn basisdiscipline en die van het NGvA.
2.1.3. De abortusarts onthoudt zich van het in vooruitzicht stellen van effecten en gevolgen van de dienstverlening die, naar het oordeel van terzake deskundigen, door het contact met de abortusarts waarin cliente, patiente of andere hulp- of raadvragende persoon treedt of door de geboden behandeling niet te realiseren zijn.
2.1.4. De abortusarts draagt er zorg voor dat de personen waarmee hij professioneel in contact treedt worden gewezen op het bestaan van deze beroepscode. (eventueel te vermelden in de, door cliënte, te tekenen verklaring.)
2 1.5. De abortusarts deelt voor hij daadwerkelijk een professionele relatie aangaat de betalingsvoorwaarden mee tenzij daarvoor een andere regeling in de kliniek bestaat of geldig is, of betaling niet geschiedt door van overheidswege getroffen maatregelen.
2 1.4. Bij medische handelingen, waartoe ook behoort het lichamelijk vooronderzoek dat meer inhoudt dan uitwendig onderzoek of echografisch of laboratorium onderzoek is de regelgeving van kracht met betrekking tot het zogenoemd 'informed consent'
2.2. In het algemeen dient de abortusarts zich bij het aangaan van professionele relaties te houden aan de gangbare regels van professioneel gedrag en houding: zoals correcte aanspreken en bejegenen, het dragen van correcte kleding, niet vanzelfsprekend roken, geen alcohol drinken of drugs gebruiken of aanbieden, en dergelijke.
2.3.1. De abortusarts erkent en respecteert het recht van clienten en patienten om op elk tijdstip de professionele relatie te verbreken of medewerking te weigeren aan bepaalde methoden die de abortusarts hanteert in het kader van behandeling, advisering of voorlichting.
2.3.2. de abortusarts heeft niet het recht de professionele relatie te verbreken, tenzij er sprake is van gewichtige redenen. Deze redenen kunnen zijn:
a. De abortusarts heeft goede redenen te verwachten dat voortzetting van de professionele behandeling nlet zal leiden tot verwezenlijken van het doel van haar hulpvraag.
b. De cliënte eist vervanging van het oorspronkelijk overeengekomen doel door een ander.
c. De abortusarts vreest dat voortzetting van de professionele relatie niet meer te verenigen is met zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid dan wel met zijn veiligheid.
d. De cliënte wil niet meewerken aan de methode die de abortusarts in het kader van de behandeling toepast, als gevolg waarvan hij voortzetting van de relatie niet langer verantwoord acht.
2.3.7. bij verbreking van de professionele relatie door de abortusarts, dient hij behalve de uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen tevens verwijzing aan te bieden.
2.4.1. De abortusarts accepteert nimmer geschenken, geldelijke of andere vormen van ondersteuning, wanneer de oogmerken hiervan strijdig zijn met het goed uitoefenen van zijn vak. Ook mag hij geen overeenkomst afsluiten met een cliënte die een onevenredig voordeel voor hem oplevert.
2.4.2. De abortusarts stelt zich terughoudend op bij het accepteren van (materiele) attenties van cliënten, en familieleden daarvan .
Gegeven de aard van het werk van de abortusarts , gelden voor hem daarenboven de volgende gedragsregels:
2.5. Gedragsregels inzake relaties met (ex-)clientes en andere personen waarmee de ab-artsen een professionele relatie aangaan. De specifieke aard van het werk van een ab-arts kan inhouden dat hij expliciet praat over en vraagt naar seksuele belevingen, ervaringen en handelingen.
2.5.1. De abortusarts hanteert binnen en gedurende de profesionele relatie geen methoden die cliente of andere personen aantasten in hun waardigheid of in het privé-leven verder doordringen dan nodig is voor het gestelde doel van behandeling, voorlichting, of onderzoek. Dit doel dient overigens steeds duidelijk te zljn, met name ook voor de betrokkene.
2.5.2. De abortusartsarts let erop de taal waarin de cliënte of patiente zich uitdrukt zoveel mogelijk te respecteren, maar cliente te corrigeren waar deze taal uitdrukking is van mogelijke misvattingen of strijdig is met huidige inzichten.
2.5.3. De abortusarts let erop de opvattingen van cliente en patiënte niet te devalueren door een taalgebruik dat de cliënte of patiente niet voor passend houdt.
2.5.5. Lichamelijk onderzoek vindt altijd plaats onder voor dergelijk onderzoek geldende condities ( die bovendien zijn vastgelegd in de medische beroepscodes). Eventuele derden die ter assistentie hierbij betrokken zijn, zijn ofwel gebonden aan hun eigen beroepscodes danwel in afgeleide zin aan die van de medische.
2.5.6. Psycho-sociaal (voor-)onderzoek vindt altijd plaats onder voor dergelijk onderzoek geldende condities (die bovendien vastgelegd zijn in de beroepscodes van bijvoorbeeld NIP en NVO).
Eventuele derden die ter assistentie hierbij betrokken zijn, psycologen, maatschappelijk werkenden of verpleegkundigen zijn ofwel gebonden aan hun eigen beroepscodes danwel in afgeleide zin aan die van de verpleegkundigen en/of maatschappelijk werkenden .
2.6.1. Seksuele, seksueel gerichte of seksueel op te vatten handelingen en het aangaan van intieme relaties door de abortusarten in hulpverlenings-contacten en bij voorlichting, onderricht, onderwijs en onderzoek zijn onder geen beding geoorloofd.
2.6.2. Voor voorlichting, onderricht, onderwijs en onderzoek gelden ter zake de doeleinden ervan passende regels (- die, in zoverre nog niet aanwezig, alsnog dienen opgesteld te worden ), waaronder operatieve handelingen geobserveerd, bestudeerd en eventueel ter onderrichting op film of video opgenomen en getoond kunnen worden in aanwezigheid en onder verantwoordelijkheid van de abortusarts.
2.6.3. Iedere abortusarts is verplicht zich te onthouden van seksuele/intieme toenaderingspogingen, ook als een cliënte, of wie dan ook, waarmee hij in een professionele relatie verkeert, dit verlangt of daartoe uitnodigt.
2.6.4. Mocht evenwel toch sprake zijn van een willen (gaan) toegeven aan een wederzijdse seksuele/intieme toenadering dan dient de abrtusarts onmiddellijk de professionele relatie te beeindigen en is hij verplicht een collega of collega's te raadplegen en vervanging voor hemzelf te regelen.
2.6.5. Het verbod - en dit geldt vooral voor alle hulpverlenings- en therapeutische settingen - op het aangaan van een seksuele en/of intieme relatie met een (ex-)cliënte is van kracht tot en met 6 maanden na de beeindiging of afronding van het hulpverlenings- of het therapeutische contact.
2.7.1. De abortusarts beperkt zich in de relatie tot de vrouw die om zwangerschapsafbreking verzoekt tot de daartoe noodzakelijke voorlichting, onderzoek en behandeling. Het doen van medisch onderzoek en behandelingen die niet tot het terrein van de zwangerschapsafbreking behoren of op geboortebeperking en voorlichting daarover zijn gericht is niet toegestaan.
2.7.1.1. Komt de abortusarts tijdens zijn onderzoek of behandeling tot de conclusie dat ander, niet tot zijn specialisme behorend medisch onderzoek of ingrijpen noodzakelijk is dan draagt hij zorg voor adequate doorverwijzing. Dit geldt ook indien hijzelf, uit hoofde van andere, niet tot het specialisme zwangerschapsafbreking behorende bekwaamheden, in staat zou zijn de ontdekte medische of psychologische problemen op te lossen of behandelingen daartoe te verrichten.
2.7.2. Wanneer de abortusarts besluit tot een behandeling gericht op de afbreking van de zwangerschap, dan draagt hij er zorg voor dat dit wordt vastgelegd in een behandelplan. Dit plan is over het algemeen een standaard protocol. Indien de abortusarts besluit om van dit standaardprotocol af te wijken dient dit voornemen door argumenten onderbouwd in een status te worden vastgelegd en eventueel met colega's besproken te worden .
2.7.2. Zwangerschapsafbreking is niet geoorloofd als ze naar het inzicht van de abortusarts en eventueel andere ter zake deskundigen niet kunnen bijdragen aan het verbeteren van de totale situatie of van het welbevinden van de cliente. Evenmin als ze naar algemeen aanvaarde opvattingen getuigen van gebrek aan respect voor het ongeboren leven. En evenmin wanneer ze primair het belang van abortusarts zelf dienen.
2.7.3. De abortusarts zal de cliënte/patiente op een voor haar begrijpelijke wijze op de hoogte (doen) stellen van de aard van de behandeling.
2.7.4. Lichaamsgerichte interventies die het aanraken en onderzoeken van de geslachtsdelen betreffen kunnen alleen verricht worden door de abortusarts, of de hem assisterende verpleegkundige.
2.7.5. Ten einde een erotiserende of seksualiserende werking van het vooronderzoek of de behandeling zelf te voorkomen, kan de abortusarts, indien hem dat wenselijk voorkomt, een collega of verpleegkundige uitnodigen aanwezig te zijn bij de behandeling. ln overleg met de cliente/patiente kan ook gekozen worden voor een familielid of de partner.
3.1. In de samenwerking met niet- abortusartsen geldt deze code onverkort voor de bijdrage van verpleegkundigen aan de werkzaamheden.
3.2. De abortusarts verleent geen medewerking aan en profiteert niet van werkzaamheden die met de beroepscode in strijd zijn. In het bijzonder geldt dit voor, wellicht noodzakelijke, medische of psychologische interventies die los staan van de reden waarom de vrouw zich niet tot de abortusarts heeft gewend. (zie ook 2.7.1.)
3.3. Ter zake de naleving van de beroepscode draagt de abortusarts eindverantwoordelijkheid voor medewerkers, assistenten en stagiaires in opleiding die onder zijn leiding staan.
3.4. De abortusarts in onderwijs en onderricht.
3.4.1. Voor de abortusarts die deelneemt aan het onderwijs en onderricht gelden de beroepscodes voor het onderwijs, onderscheiden naar typen onderwijsinstellingen (van Basisschool tot en met de Universiteiten als ook onderscheiden naar het karakter van de Instellingen (Openbaar, Bijzonder of nog anders), onverlet overigens zijn eigen verantwoordelijkheid en gebondenheid aan deze beroepscode.
4.1. Onder status wordt verstaan: een verzameling feitelijke gegevens, verkregen door de abortusarts of een andere kliniekmedewerker, die vanwege hun relevantie en in belang van de cliente voor de nazorg gedurende een door de wet bepaalde periode worden bewaard.
4.2. De abortusarts draagt verantwoording voor de inhoud van de status. lndien werkzaam bij een particuliere of overheidsinstelling mag de abortusarts deze verantwoordelijkheid voor wat betreft een centraal databestand gedelegeerd achten aan de werkgever.
4.3. De abortusarts vergewist zich ervan - bij onderbrengen van het dossier in een al dan niet geautomatiseerd centraal databestand - dat de toegang daartoe, zowel technisch (van een afsluitbare kast tot en met computerbeveiliging) als bij reglement, zodanig is afgeschenmd, dat hij zich kan houden aan de bepalingen van de beroepscode.
4.4.. De abortusarts ziet er op toe dat de status tot tenminste vijf jaar na beindiging van de professionele relatie of zoveel langer als redelijkerwijs nodig geacht wordt bewaard.
4.5. De cliente/patiente heeft recht op inzage in het dossier, conform de vigerende regelgeving en jurisprudentie.
4.5.1. Wanneer inzage in het dossier door de cliente/patiente voor deze of derden ernstig leed kan opleveren, mag de abrtusarts inzage ontraden of zelfs weigeren. In dit laatste geval neemt een door de cliente/patiente aan te wijzen vertrouwens-persoon, die bereid is zich aan de geheimhoudingsplicht te onderwerpen, recht op inzage in het dossier.
4.6. Bij inzage in het dossier biedt de abortusarts aan - zo nodig - uitleg te geven.
4.7. De cliente/patiente heeft recht op verbetering, aanvulling, verwijdering of vernietiging van de status , indien deze kan aantonen dat opgenomen gegevens onjuist of onvolledig of gezien de doelstelling van het dossier - niet terzake doende zijn. Een verzoek hiertoe dient schriftelijk bij de dossierhouder te worden ingediend.
5.1. Onverlet de in de beroepscodes van de basisdisciplines van de abortusarts en in deze beroepscode vastgelegde regels, geldt dat bij schriftelijke rapportage - in verband met gevraagd advies door een, derde bijvoorbeeld - de arts zich dient te beperken tot het verstrekken van die feitelijke informatie waarom gevraagd wordt, en wel in duidelijke en algemeen aanvaarde termen. Hij onthoudt zich daarbij van een waardeoordeel over de persoon in kwestie.
5.2. Schriftelijke rapportage is onderdeel van de status . De punten 4.4 en 4.5. zijn hierop van toepassing.
5.3. Bij rapportering ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, statistiek, wetenschappelijke en andere publicaties geldt de regel onder 1.3.7.
6.1. In contacten met de media draagt de de abortusarts zorg dat zijn vakgebied respectabel en respectvol wordt uitgedragen, en niet in strijd komt met de taak van de abortushulpverlening. Over het algemeen is enige terughoudendheid op zijn plaats.
6.2. de abortusarts draagt er zorg voor in contacten met de media dat de refernties aan personen of groepen, waarmee de abortusarts van doen heeft gehad of nog heft, deze personen of groepen niett schaden en dat zij er niet onheus in bejegend worden.
6.3. De abortusarts weigert, conform de algemene uitgangspunten van het NGvA, medewerking aan presentaties via de publiciteit en media waarin personen of groepen gediscrimineerd worden wegens hun sekse, seksuele orientatie, seksuele preferentie, leeftijd, leefstijl of op welke andere grond ook.
6.4. In de publiciteit en de media mag door de abortusarts alleen in volstrekt geanonimiseerde of abstracte vorm gerefereerd worden aan bepaalde medische aangelegenheden van hem bekend zijnde personen.
6.5. De abortusarts onthoudt zich van het via de media op sluikse wijze reclame maken voor louter zijn eigen kliniek (anders dan door het plaatsen van advertenties of commerciele boodschappen).
6.6. In het algemeen onthoudt de abortusarts zich van commentaar en uitspraken via de publieke media die afbreuk kunnen doenen aan de status en de stand van ontwikkeling van de abortushulpverlening
7 1. De abortusarts kan en mag ter instandhouding, verbetering en verruiming van (de kwaliteit en effectlviteit van) de abortushulpverlening, (wetenschappelijk-) onderzoek, voorlichting, onderwijs en zo meer, zoeken naar en gebruik maken van alle vormen van subsidieverlening en sponseringsmogelijkheden vanuit de overheden, particuliere instellingen of stichtingen en het bedrijfsleven.
7.1.1.In al deze gevallen dient de abortusarts verantwoordelijk te blijven voor (de kwaliteit van) zijn werk en de ontwikkeling van die hulpverlening Hij mag in geen geval zijn werk en de ab.hulpverlening ondergeschikt maken aan de belangen van de geldgevers (, zoals disciplinaire belangen vanuit de overheden of commerciele vanuit het bedrijfsleven).
7.2. De abortusarts draagt er zorg voor dat degenen, waarmee hij een profesionele relatie aangaat (clienten, opdrachtgevers en anderen), hetgeen hij aan deskundigheid heeft te bieden niet kunnen verwarren met de doeleinden of produkten van zijn eventuele subsidie- en geldgevers.
8.1. De abortusarts betracht - in overeenstemming met de wetgeving zorg voor de volksgezondheid en het milieu.
8.2. Signaleeert de abortusarts de gezondheid van zijn clientes bedreigende symptomen of ziekten, dan maakt hij deze vrouwen daar op attent en dient hij voor doorverwijzing van de betreffende vrouwen zorg te dragen.
9.1. Ter handhaving van deze beroepscode kent het Nederlands Genootschap van Abortusartsen een klachtencommissie en een tuchtcommissie.
9.2. Samenstelling en werkwijze van deze commissies worden geregeld bij Huishoudelijk Reglement. (Zolang het NGvA nog geen eigen tuchtregeling kent , zouden voor het NGvA wellicht de Tuchtrechtreglementen van NIP en NVO zowel als voorbeeld kunnen strekken als geldig kunnen zijn)
Daar iedere beroepscode, en dus ook deze van het NGvA een neerslag is van de stand van zaken op een bepaald moment dient hij na verloop van tijd en bij toekomstige veranderingen daaraan kritisch getoetst te worden en zo nodig te worden aangepast.
Castricum , september 1997, herzien Nijeveen , januari 2003
[terug naar inhoud] [terug naar officiele documenten] [terug naar NGvA homepage]