-1-

Karstgebergte

Yangshuo, China, september 2006.

 
De reis hierheen verliep ditmaal gladjes en minder enerverend. Geen "luxury" sleeperbus, maar een solide vliegtuig. China Southern Airlines blijkt lid te zijn van de KLM/Air France kongsie (één van de weinige Chinese woorden in het Nederlands) en ik mag dus al in de VIP lounge beginnen. Het grote vliegtuig is maar voor een derde gevuld, en er zit niemand naast me.
De "Williamsclass" is een bedenksel om de vele lege businessclass stoelen te vullen zonder al te veel extra service.

Nu is veel beenruimte en een grote stoel al veel winst. Ik kan bellen en eigen video's bekijken en veel kanalen oosterse muziek beluisteren. Ik probeer echter te slapen want het is een nachtvlucht. Dat gaat altijd maar matig als ik niet horizontaal lig. De vlucht is kort, iets meer dan 8 uur. De aansluiting met de lokale vlucht lukt niet dezelfde dag en in het bedompte en snikhete Beijing heb ik niets te zoeken. Een gekoelde kamer in een hotel op het vliegveld zelf is prima en ik kan er badderen en uitrusten. Het tijdsverschil van 6 uur is verwarrend. De dag is hier al een heel eind op gang. De middag begint hier net als we op 6 uur 's morgens - volgens mijn horloge - aankomen.

Ik neem me voor me zo weinig mogelijk in te spannen. Dat lukt.

Ik heb zeer ruim de tijd om de volgende ochtend in te checken voor de vlucht naar Guilin. Wel laat ik op het laatste moment het nieuwe Nederlandse boekje met de handige Chinese zinnetjes liggen in een cafeetje. Heel jammer, maar teruglopen van de gate, als we net gaan instappen, kan niet meer, of ik zou moeten rennen. Een beetje treurig.

In Guilin neem ik de taxi naar Yangshuo. Ik weet niet waar ik moet zijn want de school is verhuisd. Ik geef de taxichauffeur het telefoonnummer van Odar, de directeur, en hij belt met hem. Bij een benzine-station spreken ze af. Odar is beleefd verheugd mij weer te zien, en neemt me mee naar zijn huis, een villa in een rustige buitenwijk. Ik moet bij hem logeren.

Dat kost me privacy, maar de kamer is erg mooi en het bed lekker en er is een badkamer bij. Er is een douche, maar geen douchekabine en het water loopt gewoon over de vloer, naar een putje in de hoek. Merkwaardigerwijs zijn er geen gordijnen in deze badkamer, terwijl de overburen nog geen 8 meter verwijderd zijn. Nou ja, als ze aanstoot nemen, kopen zij maar gordijnen (zoals Moos eens zei tegen Saar).

 Eigenlijk ben ik dus behoorlijk fit overgekomen, maar de hitte werkt hier ook verlammend. Ik moet langzaam bewegen want het zweet loopt meteen tappelings (raar woord eigenlijk) langs mijn rug. Het is een behoorlijk eindje tippelen naar het mij vertrouwde centrum. De volgende week beginnen mijn lessen pas, dus neem ik het er van en ga er toch heen. Van de ene schaduwplek naar de ander. De zon schijnt fel en tropisch. Er is veel veranderd in Yangshuo. Tijdens mijn vorige bezoek was het een zwart-wit film; nu is het technicolor. De toppen van de - nu groene - heuvels zijn niet meer in nevelen gehuld en het verbazingwekkendste: HET REGENT NIET.

Het toeristenseizoen is dan wel bijna voorbij, toch is het veel rumoeriger en drukker dan in de wintermaanden, een jaar geleden. Er zijn meer hotels bijgebouwd, meer eetgelegenheden, en het plaveisel is hersteld. Geen steenslag en modder, maar beton en stof. Er is straatverlichting aangebracht: mooie Chinese lantaarns en ..... niet te geloven: er staan overal vuilnisbakken op straat en groengrijze bakken voor recyclebare spullen. Het moet blijkbaar wennen, want het voorkomt niet dat er nog steeds rotzooi op straat wordt gegooid. Maar zo smerig als in de winter is het in ieder geval niet meer.

 
Donderdag 14 september 2006



 
Er is enige doodsverachting vereist om als fietser deel te nemen aan het verkeer in Yangshuo. Toch ben ik daartoe overgegaan, omdat het huis van Odar, waar ik "logeer", wel op een half uur lopens afstand van de school en het centrum ligt. Ik huurde, voor 14 euro voor een maand Alice, een geel met witte damesfiets (het enige wat er is, herenmodellen met horizontale stang bestaan niet) die, na het omhoog stellen van het zadel en het oppompen van de banden, goed voldoet. Het is niet duidelijk voor hoe lang, maar we zien wel. Zowel op glad asfalt als aangestampte keitjes blijft zij onder controle te houden.

Verkeersregels schijnen wel te bestaan en het meerendeel van het verkeer houdt rechts .... behalve als je linksaf wilt slaan. Dan begint men daarmee al ruim honderd meter van te voren. Dat leidt tot heftig getoeter. Toch zijn de claxons bescheiden afgesteld, zodat er geen toestanden bestaan als bijvoorbeeld in Rome of Boekarest waar iedereen continu toetert. Verlichting zit er niet op de fietsen. Dus 's avonds is het extra oppassen.

De auto's rijden erg voorzichtig om beschadiging - van zichzelf - te voorkomen. Maar de motorguys kennen geen erbarmen; hun devies luidt: Hoe sneller ter plaatse, hoe meer inkomsten. Goed uitkijken dus, in alle richtingen, want spiegeltjes zitten er niet op.

 Wie zich de vorige episodes herinnert, kent de dramatis personae nog wel.

De oude Uncle Mo is ontslapen in Buddha. Doubleblind, de blinde violist heb ik alweer bezocht en van muntjes voorzien. Hij speelt nog steeds heel geconcentreerd en pathetisch. Bestaplice staat in haar winkel en vertoont tekenen van geringe blijdschap en verwondering als ze mij, na ruim een jaar dus, terugziet. Haar vader, de brandwondenchirurg/artist, Dr. Mo, is verhuisd naar Shenzhen, om dicht bij Hongkong een nieuwe artgallery op te zetten. Maar ik liep hem toch al vrij onmiddellijk tegen het vege lijf, want hij is vermagerd en erg gestrest. Hij rookt continu. Dat is niet goed voor de gezondheid en ik begin er met hem een gesprek daarover. Hij zegt dat hij een probleem heeft, een typisch chinees probleem. Hij heeft bezoek gekregen van een paar hoge ambtenaren van het Ministerie van Cultuur, die met hem kwamen onderhandelen over de aanschaf van een groot aantal van zijn schilderstukken. Die zouden in diverse musea in grote steden worden geëxposeerd. Daar zijn er veel van in China, grote steden. Dat is enerzijds een hele eer, maar de prijs die de overheid biedt is ongeveer een twintigste van hetgeen hij bij verkoop in zijn galerie zou krijgen. Het wordt dus schipperen, en het afwegen van toenemende beroemdheid tegen een financiële catastofe. Hij heeft de beslissing een paar dagen weten te traineren, maar hij ligt dus wakker van de ellende. De ambtenaren spiegelen hem voor dat het een grote eer is en dat hij het vaderland op die manier prachtig kan dienen. Maar het mag – bijna - niets kosten. Mo schildert maar een paar stukken in de maand, dus de 40 schilderijen die hij "moet" afstaan
vormen een hele hap uit zijn voorraad. Meestal zijn de schilderijen binnen een paar weken verkocht aan rijke verzamelaars in Beijing of Shanghai. Medewerking weigeren aan de overheid kan onvoorziene gevolgen hebben, waartoe confiscatie van de schilderijen en zelfs sluiting van de galerie in Yangshuo en Shenzhen behoren.

Een paar dagen later hoor ik dat er besloten is tot "lenen" van 20 schilderstukken. Betaling nihil. Toch vindt Mo dat hij er goed is afgekomen. Een tiental jaren geleden is hem hetzelfde overkomen, maar toen was er van onderhandeling helemaal geen sprake. Hij kreeg een 1e prijs op een expositie in Beijing, werd daardoor in allerlei brochures vermeld, kreeg een lintje + een medaille op de borst gespeld en de schilderijen verdwenen, Boeddha moge weten waarheen. Waarschijnlijk naar de villa's van een paar hoge partijbonzen. Of ze zijn duur te gelde gemaakt in het buitenland.

 Vrijdag 15 september 2006

 Ik krijg niet al te veel rust. De lessen eisen meer voorbereiding dan vorig jaar. Men heeft mij tijdelijk een "business english"-class in de maag gesplitst. Weet ik veel !? Dat is behelpen. Gelukkig is er een goed boek waaruit ik wijzer wordt, en even later de studenten ook hoop ik. Hoofdstukken over ‘applying for a job’, ‘banking’ en ‘franchising’ (never heard of ...) zijn niet eens oninteressant en het is weer’s iets heel anders dan al het medische jargon van de laatste 45 jaar. Daarom heb ik dus minder tijd. De studenten leggen bovendien meer beslag op me dan de eerste keer, al was het alleen al omdat er tiejn keer zoveel zijn in de zomer als in de winter. Er zijn nb. zestien leraren, waarbij de normale backpacker-teachers nu in de minderheid zijn.

De oudere teachers zijn natuurlijk (net als ikzelf) allemaal een beetje vreemde vogels, met bijzondere levensgeschiedenissen. Waarom je goede baan en huis in Alaska in de steek laten om twee jaar in China te gaan wonen? Het vergt tijd om de verhalen aan te horen. Meestal blijven het fragmenten en krijg ik pas wat meer inzicht als ik apart met ze  gaat lunchen of avondeten.

Nu lunch ik niet meer - gewoon geen honger - en waarom zou je dan ...
Het eten 's avonds is nog veel prettiger. Er zijn tientallen restaurants bijgekomen, maar i.v.m. de daar heersende herrie en rook, eet ik het liefst buiten, op de parkeerplaats bij het busstation. Net als op de parkeerplaats bij Orchard Road in Singapore komen daar ’s avonds een vijftigtal stalletjes te staan, waar de bekende enorme variatie van (on-)gedierte en groenten is te krijgen. Met rijst uiteraard. Ik let er op spijzen met veel Vetsin (ook in Nederland verkrijgbaar als Chinees zout) te vermijden, want ik krijg daar hoofdpijn van.

Op die markt ligt ergens een enorme berg schelpdiertjes; iets groter dan onze kokkels, maar kleiner dan mosselen. Ik vroeg de bijbehorende chinees of ik er eentje mocht proeven. De man sprak zelfs basis english tot mijn verbazing. Maar hij was vriendelijk en levert mij een stokje erbij om het diertje uit zijn schulp te peuteren. Jakkebah!!! Wat een smerige smaak! Nan hao chile! (letterlijk: moeilijk te eten !), zeg ik tegen de man, die vriendelijk lachend antwoord: "We usually cook them".

 Er dwalen over dat parkeerterrein, als we daar met een groep van het instituut avondeten, nogal wat vaag bedelende personen rond die muziek willen maken, of je bloemen of ellipsvormige magneten willen verkopen, die in de lucht gegooid op een bepaalde manier tegen elkaar beginnen te tinkelen, wat best leuk is, maar  moeilijk als je ongeoefend bent. Er dwalen ook kinderen rond die euromuntjes willen ruilen tegen yuan. De banken wisselen die niet. Ze hebben die eurocentjes, Buddha mag weten van wie ze die hebben gekregen, maar ze kunnen er niets mee. Ik wissel wel met ze, want ik hou van hun blije en opgeluchte kindersnuitjes als het hun gelukt is geld te krijgen waar ze wèl wat mee kunnen.

Een meisje van een jaar of tien,  in een groen jurkje wil een liedje voor ons zingen. Ze heeft een soort spijskaart bij zich waarop ik mag aanwijzen wat ze moet zingen. “Hen pianyi” (heel goedkoop)!
Het is akelig om te zien hoe deze kinderen door de chinezen worden behandeld. Ze worden straal genegeerd of weggescholden. Ik vraag het kind  wat haar mooiste liedjes zijn en laat haar er twee ten gehore brengen. Het is geen Joan Sutherland, maar ja, je weet nooit hoe talent zich ontwikkelt. Ze zingt schattig, maar vooral langdurig, ik krijg medelijden en
meen dat ze maar ‘s moet ophouden; maar nee, ik krijg  de volle lading.
Van mij krijgt ze het ongelofelijke bedrag van 10 yuan (= een euro). Zo, die heeft weer voor een paar dagen te eten.

Dan komt het rozen-verkoopstertje dichterbij, aangemoedigd door het succes van de muzikante. Wil ik geen roos? Of de dames aan mijn tafel? Ze heeft rozen in een plastic emmertje en ze heeft kennelijk nog niets verkocht. Ik verstoor de plaatselijke economie door het hele emmertje af te nemen. Ik wilde sowieso bloemen kopen voor de oude moeder van mijn gastheer.
Dat kost mij dan wel vijf euro, maar het kind rent opgewonden weg. De rest van de avond vrij en geen gebedel meer.

zaterdag 16 september 2006


 Dieren.

Vandaag een vlieg gezien.

Hé, is dat vermeldenswaard? Jazeker! Ik weet niet waaraan het ligt, maar in een stad met zoveel afval en oud voedsel op straat horen vliegen te vliegen. Maar ze zijn uiterst zeldzaam. Zelfs op de open vleesmarkt .... geen vlieg te zien.

Vogels zijn er trouwens ook niet. Goed dan, af en toe hoor je wel vogels, maar die zitten op balcons in 10x10 cm grote hokjes, waarin ze zich nauwelijks roeren kunnen. De anderen worden opgegeten, of uitgeroeid door verpest milieu.

Er vliegen hand-grote zwarte vlinders en libellen bij de Li-rivier, maar tijdens het zwemmen vandaag kwam er toch ook een blauwtje op mijn gebloemde handdoek af. Gemeen zijn de uiterst kleine vliegjes, die ook wel midgets worden genoemd. Ik heb ze voor het eerst in Schotland ontmoet. Ze zijn zwart en je voelt niet dat ze op je gaan zitten. Bij voorkeur op een plaats die je niet kunt zien en waar de huid onbehaard is. Dan bijten ze toe en  moet je onmiddellijk toeslaan. Ben je daarmee te laat, dan ontstaat er na een kwartiertje een uiterst jeukend bultje, dat door het aanhoudend krabben een akelige rode heuvel wordt.
Gelukkig zijn ze er niet elke dag. Als ik, net als vandaag, in het water ben, heb ik geen last.
Trouwens, over dieren gesproken, ik heb tussen de waterbuffels door gezwommen, die tussen mij en de kant, waar ik er weer uit
moest, de weg versperden. Het zijn grote zwarte gevaarten met flinke horens. Ik zag dat een minuut of vijf aan, en zwom toen toch langzaam op ze af. Waarschijnlijk zijn ze bijziend of dachten ze dat ik een krokodil was, want ze gingen gewoon opzij. Nooit geweten trouwens, dat ze ook waterplanten eten, met de kop wel een minuut helemaal onder water.

Honden en katten dan ... Ja, er zijn zwerfhonden, en een enkele chique dame loopt wel es met een klein soort keeshondje aan een roze lintje door de stad. Poezen zijn er wel, maar van het schrikachtige griekse en italiaanse type, die uitsluitend met stenen behoren te worden bekogeld. Zij zien er daardoor onsmakelijk uit, en zijn onaaibaar. Ze scheuren de dunne plastic vuilniszakjes open, als ze al niet open waren weggegooid.

En dan mijn huisdieren ... Ja ja, in mijn kamer wonen twee kakkerlakken. Zij kruipen uit het putje van de douche en marcheren langs de muur tot onder de kast. Een dikke en een lange magere. De dikke was gelukkig dom en liet zich raken door een goed gemikte schoen. De lange dunne verdwijnt handig onder de kast, waaronder maar een paar mm ruimte is.

De moeilijkste verhouding heb ik nog met mijn spin. Hij/zij woont in de badkamer tussen de WC deksel en de bril. Bij onze eerste ontmoeting schrok ik me te pletter. Hij/zij is rond en plat als een vijftig guldenstuk, zeg maar; en zwart, en razend snel. De deksel staat meestal open en als ik de badkamer binnenkom zit hij/zij pontificaal op de bril. Maar mijdt nauwer contact met mij. Heeft zeker van de overgebleven kakkerlak gehoord dat ik krachtdadig optreed. Hij/zij schiet er vandoor, maar ik kan echt niet zien waarheen, hetgeen me toch wat onbehaaglijk doet plaatsnemen.
Intimi weten dat ik niet graag in restaurants eet. De economische redenen zijn niet de belangrijkste. Herrie, rook en rare fantasieën over de personen die in de keuken de garnalen hanteren of na het snuiten van hun neus doorgaan met het schoonmaken van de sla. Het zal 'm wel in de genen zitten. Nog onsmakelijker fantasieën noteer ik nu even niet. O.R.T kan me gestolen worden en biedt geen soelaas. In China zijn er weinig restaurants onder rabinaal toezicht trouwens. Alles is treife.
Dus de keus is gemakkelijk. Ik eet gewoon alles. Zolang het maar voor mijn ogen wordt gebakken op hoog vuur of drastisch gekookt, is het OK. Helaas komen de kommetjes en de lepels voor de soep weer uit een bak met water.
Stokjes zijn of nieuw - in de duurdere restaurants - of komen uit een glas water. Gewassen eerst? Wie 't weet mag het zeggen. Hier gelden andere normen, en ik moet 't nemen zoals het komt. Het resultaat van bedorven voedsel wordt in Mexico omschreven als Montezuma's revenge; hier heet het ‘La duzi’. Tot mijn verbazing heb ik dat nog niet gehad.

Gisterenavond dacht ik nog dat het echt mis zou gaan. Met Kitchen, mijn chinese leraar, (hij heeft inmiddels, op mijn aanraden, zijn naam veranderd in ‘Amigo’)  naar een eet-gelegenheid geweest, buiten de stad aan een ‘snelweg’,  waar ik alleen nooit zou zijn binnengegaan. Er zijn een zestal lage ronde tafels waaraan twaalf personen kunnen zitten; wel schouder aan schouder, maar vooruit dan maar. We kregen een pan met kokend water voor ons op een komfoortje, zonder vuurtje, maar als een magnetron door straling verhit. In China is niets te gek. In die pan werden we geacht zaken uit een platte schaal te gooien. Ik zeg zaken, want vrijwel al het voedsel is ondefinieerbaar, op een paar duidelijke slierten darm na. Ik denk: ik onderga dit zonder gemor op hoop van zegen. Er lijkt ook veel lever bij, maar de materie is veel malser. ‘Animal blood’ zegt Kitchen. Ik vermoedde ook niet dat het Human Blood zou zijn. Met het stokje uit de ‘soep’ gevist is dit verrassend smakelijk. Er drijft nu ook veel wit schuim op de soep, zodat we niet meer kunnen zien wat we opvissen. Kitchen verwijdert het schuim met een schuimspaan. Aan alles is gedacht. Ik ga over tot witte substantie. Ik denk dat het merg is, maar het is ‘animal brain’. Met wat zout en in de scherpe saus gedrenkt goed te doen.

Nu worden er groenten toegevoegd en begint een en ander op japanse sukiyaki (sorry, maar mijn japans laat te wensen) te lijken. Ik neem nu ook van het kookvocht en schenk dat op de rijst. Echt heel smakelijk. Ik maak mijn ongenoegen kenbaar als mijn buurman een sigaret opsteekt. Hij wordt door Kitchen weggescholden, maar komt meteen weer terug zonder sigaret.
We fietsen naar huis terug op een tandem. Vroeger hier nooit gezien, maar nu bij elke fietsverhuurder te krijgen. De meeste mensen hebben geen eigen fiets. Wil je er eentje huren dan kost je dat 3 yuan, dertig eurocent, per dag. Maar ook dat is luxe voor de meeste chinezen, dus wordt er veel gelopen. Heb je haast en moet je verder dan een kilometer of tien,  dan neem je de bus of  je huurt een motorguy.  Taxi’s worden eigenlijk alleen door de touristen gebruikt.
Mijn fiets, de gele, blijkt Alice te heten. Dat staat er op. Gemakkelijk voor het terugvinden.

Gisteravond ben ik nog even bij Bestaplice binnen gelopen ( ik noem haar zo, omdat ze voor alles wat er in de winkel te koop is de “Best price” berekent) om daar -zelf meegebracht - mangosap te drinken. Ze wil geen slokje. Ze meent dat ze ‘traditional’ is, en neemt niets aan. ‘I cannota accept’ - vast antwoord - als ik wat te snoepen meeneem/nam. (Ook vorig jaar al niet). Maar ik volhard in westerse beïnvloedingspogingen.
Een kennelijke duitser komt de galerie binnen en vraagt in basic english of ik de boss ben. ‘Nein, aber ich möchte Sie gerne helfen’. Er ontstaat een discussie die Bestaplice met verrassing aanhoort. Het leidt waarachtig tot de aankoop van een bronzen, er oud uitziend, beeldje. Het is niet van 1000 jaar oude exemplaren te onderscheiden, omdat de toen gebruikte technieken nog steeds worden toegepast.

Bestaplice is verrukt over mijn ‘verkooptechniek’. Ik stel haar voor dat, als zij chinese zinnetjes met mij oefent, ik wat vaker zal komen en buitenlanders te woord zal staan. Dat slaat ze af.     ‘I donota undelstanda your chinesa’.
Even later sta ik een uit de richting gedwaalde Argentijn in het spaans te woord. Bestaplice’s commentaar: "Sucha strangea language I do nota speak"

 donderdag 21 september 2006

 Ik ben er achter waarom ik de chinese kinderen zoveel aardiger vind dan de volwassenen. De kinderen tonen op dezelfde wijze als in het westen hun emoties. Schrik, verrassing, blijdschap en verdriet, het is zonder meer van hun snuitjes af te lezen. De volwassene waar je contact mee opneemt, glimlacht, en blijft glimlachen. Waarom?. Voor de Chinees is het leven een min of meer bedreigende aangelegenheid. Iedere dag kan zich een ramp voltrekken. Overstromingen, aardbevingen, oorlogen, onteigeningen, gedwongen verhuizingen, enzovoorts. Eigenbe-lang gaat voor vriendschappen. De toekomst is nooit zeker; Je bent alleen zeker van je familie en van het geld dat je verdient. Dat, en alleen dat, biedt bescherming. Houdt de familieband in ere en zorg voor zoveel mogelijk geld.

Mao heeft gezegd dat vriendelijk zijn tegen buitenlanders alleen nodig is als je er zeker van bent dat dat wat oplevert. Wees verder altijd op je hoede. Is een buitenlander zomaar vriendelijk, dan is die geschift.
Ik zit bijvoorbeeld aan een tafeltje op een piepklein krukje een heerlijk diepgekoeld vruchtenslaatje te eten met zwarte glibber en witte, zoete aspic. Er zitten ook een paar bruine bonen is, maar die negeer ik.
Er komt een schoenpoetser van een jaar of 18 aan die er deerniswekkend en afgetobd uitziet. Mijn deernis vertaal ik in mijn verzoek aan hem om mijn schoenen ‘s een aardig beurtje te geven. Hij gaat met zwarte schoenpoets in de weer, dus moet ik hem zeggen dat het blauwe schoenen zijn. En verdraaid, dit wordt begrepen. Hij neemt nu doorzichtige was. OK dus. Het is weer 29 graden, dus ik bestel voor hem ook zo'n bakje vruchten (2 yuan). Als ik hem dat aanreik, schrikt hij. Hé, heeft hij met een gek te maken? Wat wil die man van mij? Hij grijnst niet-begrijpend en vertelt dan, nog steeds argwanend, dat de poetserij 7 kwai zal kosten. Ik denk toch zeker niet dat ik hem met een bakje vruchten kan omkopen? Ik knik OK, begrepen en herhaal Qi yuan (Zeven yuan). Nog aarzelend neemt hij een hapje en vindt het duidelijk erg lekker, maaaaarrr, wat zit hier achter? Zomaar iets krijgen ...?

Dan is even later het bakje leeg en het poesen gedaan.Hij toont mij blij zijn zakjapannertje waarop 8 yuan staat. Hij begrijpt plotseling helemaal niets meer van wat ik in het chinees zeg. Dat vind ik nu weer niet leuk. We hadden 7 yuan afgesproken. Nee zegt hij "Ba yuan" (8). Ik heb geen zin in ruzie en geef hem, overigens diep teleurgesteld, een biljet van 20 yuan. Dat gaat hij bij een ander stalletje wisselen. Ik houd mijn voet stevig op zijn poetskistje. Hij geeft me dan grijnzend 11 yuan terug. Leuk geprobeerd, maar dit pik ik niet. Hij pakt dan, nog steeds grijnzend één yuan uit zijn zak, en geeft die aan mij. Eigenlijk schaam ik me wel een beetje....wat een gedoe om 10 cent...

Maar zulke ervaringen zijn toch teleurstellend en gewoon niet aardig. Dit komt trouwens eigenlijk steeds voor. Iedere keer weer vergissingen met teruggeven. Zelfs in een sjiek restaurant. Ik kan de rekening niet lezen, want de karakters zijn met de hand geschreven op voor elk gerecht apart afgescheurde gekleurde -velletjes papier. De studenten die mij vergezellen controleren alles zorgvuldig. Ik zou zonder hun correctie maar liefst 40 yuan zijn afgezet voor niet-geleverd voedsel. Nu is men in restaurants gewend dat het buitenlanders niets kan schelen of ze nu voor 6 personen 12 euro moeten betalen of 16. Toch vind Ik de mentaliteit vervelend.

Het meisje van wie ik de vorige avond alle bloemen plus emmertje heb afgekocht, is nu sacherijnig dat ik zelfs niet één bloem wil kopen. Ik verwacht een zeker blijk van tevredenheid, maar nee dus.

Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook. Dr Mo woont weliswaar niet meer in Yangshuo, maar hij reist heen en weer en is mij duidelijk vriendschappelijk gezind. Dochter, - Bestaplice - is ook aardig, maar heeft toch in het achterhoofd dat ik het erg dure schilderstuk, dat ik werkelijk prachtig vind, en trouwens op belangrijke tentoonstellingen heeft gehangen, mogelijkerwijs  zal aanschaffen. Dat bepaalt haar gedrag tegenover mij: Vriendelijk, maar bereid mij op ieder moment die poot uit te draaien.

 De omgang met de studenten is daarom veel prettiger. Die willen alleen maar goed en veel onderricht. Ze zeggen niets als de bel al is gegaan (die ik –doof- niet heb gehoord) en de les tien minuten uitloopt. Ze zijn vriendelijk en beleefd. Zij willen graag bekertjes water voor me halen. (Ik gebruik de oude truc: ‘Robin, ben jij sterk?’ ‘jiushi de laoshi’ (zeer zeker meneer). Wil jij dan een bekertje koud water voor me halen? Koud moet je erbij zeggen, want anders loop je kans op ‘witte thee’ : heet water.

Mijn groep 3 was de eerste middag een ramp. Niemand durfde een woord te zeggen. Vraag ik iemand wat, dan kijkt die hulpeloos naar een ander, i.p.v. naar mij en zucht diep ... Dan geef ik ze de ‘general rules’ voor mijn lessen. (voor een deel van een bevoegde lerares geleerd). Ontspan, adem normaal, wees niet verlegen, maak gerust fouten, anders leer je niets ... en nog een paar.

Uiteindelijk bleek het maar een aanvangsprobleem te zijn. Vandaag, de derde les, gaat het al beter. Twee van hen blijken volmaakt onverstaanbaar engels te spreken, maar ik blijf ze toch bemoedigend toelachen, wat ze ook mogen zeggen.
Ook de klasgenoten begrijpen niets van wat deze mannen willen. Moeizaam, moeizaam ... Ik ben er doodop van.

zondag 24 september 2006

druk op de rivier !

 De toeristen zijn uit Yangshuo niet meer weg te denken. Er is dan ook een uitgebreide logistieke uitperstechniek ontwikkeld. Vanaf 1 uur 's middags arriveren de westerse toeristen die van Guilin naar Yangshuo over de Li rivier komen aangevaren - een bijzonder prachtige tocht overigens - en worden afgezet (daar begint het al) aan een fraaie stenen steiger aan het eind van Weststreet. Ze zitten dus meteen in hartje stad en hoeven niet te ver te lopen om in de handen van de verkopers en restaurateurs te vallen. Het is goed toeven op een cafeterras, met een blikje Heineken voor 3 euro (30 yuan). De Chinese gasten worden aan een steiger afgezet ongeveer een kilometer daarvandaan en kunnen alleen de stad bereiken als ze zich schuifelend tussen twee rijen stalletje met parafernalia heen persen. Dat kost nogal wat tijd, vooral omdat er onderweg druk afgedongen wordt, en de massa dan nauwelijks verder kan lopen. Op dat uur kan je niet tegen de stroom in gaan, en al zeker niet op de fiets, om naar het strandje te gaan, nog 10 kilometer verderop. Komen de Chinese toeristen dan eindelijk aan in de stad zelf, dan hebben ze al tassen vol rommeltjes gekocht.
Aan het begin van Weststreet staan voor hen nu van die grote open  golfkarretje klaar - genummerd – de toerist moet dat nummer onthouden. Er wordt ingestapt door meestal twintig mensen, en deze lading wordt afgevoerd voor een ritje door het park (ook erg de moeite waard) en naar weer een ander inkoopcentrum. Na een paar uur komen ze afgetobd terug en moeten dan nog een keer spitsroeden lopen tussen de stalletjes om hun steiger te bereiken. De blanke toerist heeft 1) meer geld, en 2) laat zich gemakkelijker beetnemen. Die worden dus bij voorkeur in Weststreet zelf opgewacht. Het begint met mapjes briefkaarten, dan theepotten, kleedjes, shawls, fruit, tasjes, en ‘jade’ voorwerpen. Men heeft ‘purple jade’ uitgevonden, eigenlijk gewoon grijze steen, niks purple, die dan ook voor jade moet doorgaan.

Dan natuurlijk fluiten, munten uit het oude China, en voor de muntenverzamelaars ook duidelijk valse Willem II rijksdaalders, Marie Antoinette Kronen, vergulde aluminium Louis d'ors e.d. De Chinese oude munten zijn waarschijnlijk niet vals, want daar waren er miljoenen van in omloop.
Er is in Weststreet gewoon niet genoeg plaats om alle bezoekers op te vangen, vandaar de logistieke maatregelen ter verspreiding.
In het weekend is er overkill. Dan kan je daar maar beter helemaal wegblijven.
Maar om een uur of zes zijn alle boten weer vertrokken en tellen de handelaren de biljetten.
Nog net de tijd om naar het strandje te fietsen. Liever  achterop de motor van Wonderful. Dit is de computerexpert van het instituut, die alle electronica aan de gang houdt. Hij poert met zijn vingers in kapotte printers dat het een lieve lust is, en brengt ze weer aan het printen.

Odar kiest zijn medewerkers goed, zoals het een manager betaamt, en wat belangrijker is: d sfeer in het instituut is goed.  Niet de problemen die in zoveel andere bedrijven spelen, stil gemopper om late betaling, weinig vrije dagen e.d.
In zijn huis behoud ik mijn status aparte, net als Aruba. Ik ontbijt niet mee, want ik heb dan al wat fruit gegeten. 's Avonds eet ik in de stad. Gisteren heerlijk knapperige Pekingeend gegeten. Alleen de huid, en die eet je op dunne pannekoekjes met zoetige saus, reepjes komkommer en bosuitjes. Nergens beter gegeten.
Zelfs beter dan bij de beroemde Shun Lee in New York, waar je er 60 US$ per persoon voor betaalt. Hier kost dit gerecht voor 4 personen met groenten, rijst en allerlei bijschoteltjes 9 euro 60. Fooi wordt niet aangenomen. "Not our policy sir."

Al zwemmend  haal ik  mijn linker grote teen open aan een scherpe stengel van een waterplant. Ik bloed als een karbouw. Medezwemmers roepen ach en wee (in het chinees: "o en a").

Ik bind de teen af met mijn dunne sok en laat dit een minuut of tien zitten. Langer is niet aan te raden. Na langzaam losmaken blijkt de bloeding gestelpt, wat me meevalt i.v.m. de antistollingspillen die ik gebruik. 's Avonds het zand er uitgewassen, en het begint weer te bloeden, maar nu heb ik pleisters bij de hand, geen zorg verder.
Kan je dat uitwassen nu eigenlijk wel met gewoon kraanwater doen? Ik weet het niet. Iedereen gebruikt overal flessenwater voor dat in 25 liter-flessen, zwaar gesubsidieerd, verkrijgbaar is.

Het kraanwater smaakt niet slecht (niet doorgeslikt), maar schijnt onbetrouwbaar te zijn en vergeven met strontium, kwik, cadmium en andere zware metalen. Enfin, ik douche eronder – gewoon, lekker warm water - en was er de druiven in. Maar goedschiks zal ik het niet drinken.
Ook de bananen was ik voor ik ze schil. Ze zijn heerlijk en worden rijp geplukt. De perziken niet. Die zijn onrijp en keihard, maar wel heerlijk naar perzik smakend. Kom daar in Nederland maar es om. De laatste echte perziken werden daar voor het laatst per stuk verkocht in 1990 bij de fruitjuwelier in de Beethovenstraat in eenpersoonsdoosjes. Daarna niet meer gekweekt omdat ze bij transport te snel kneuzen. Hier kan je deze perziken versneld doen rijpen door ze met een appel en een peer samen in een plastic zakje te knopen, tot het velletje er gemakkelijk van af is te schuiven. Dat duurt een dag of twee, zei Odar, maar soms veel langer.

 
dinsdag 26 september 2006

 Ik verbaas me dagelijks over het veranderde straatbeeld en blijf kijken en'omzien in verwondering'.
Er zijn bijvoorbeeld geen maopakjes meer. De jongelui lopen erbij als Amerikaanse jeugd, inclusief de flesjes water, waaruit iedere twee minuten een slokje moet worden genomen; tesamen met het open-en-dicht-doen ritueel zijn ze daarmee constant in de weer, als ze niet al aan het telefoneren zijn. Een shouji (mobieltje) kost hier maar 40 euro (het zijn prachtig gekleurde en piepkleine Koreaanse wondertjes).

De meisjes proberen of ze de blote navels aandurven, maar af en toe 1 cm buik is al genoeg. Ouderen zijn redelijk tot goed gekleed, zij het niet modieus. Middelbare dames hebben grijze herenpantalons aan met daarboven min of meer frivole jasjes, bloesjes, of T-shirts.
Panta rei. Iedereen is bezig met iets. Ik noteer dat een oud baasje - nou ja, net zo oud als ik, maar met een aanmerkelijk minder fier postuur - een wasmachine op zijn fiets wil vervoeren. Ik probeer nog bijtijds te denken: ‘Dat gaat vallen’, maar daar lag-ie al, fiets met het voorwiel de lucht in. Mannetje gaat even zitten, pakt dan wat touwen uit een fietsmandje voorop en bindt zichzelf vast aan de wasmachine, met zijn rug er tegen aan. Dan wil hij opstaan, en denk maar niet dat het in iemand opkomt om hem daarbij te helpen. Maar met de fiets als steun krijgt hij het voor elkaar. Wat weegt zo'n ding? Toch al gauw een kilo of veertig. Mannetje staat, maar wat nu? Het ongelofelijke geschiedt. Moeizaam klimt hij, wasmachine nog steeds op zijn rug, op de fiets en gaat er nog vrij schielijk vandoor.

Op het trottoir kan je eigenlijk niet goed lopen; dat gaat beter op het redelijk brede pad tussen het trottoir en de rijbanen. Op het voetpad wordt namelijk de dagelijkse rijst verdiend. Lassers nemen er grote delen van in beslag met lassen van verchroomd ijzeren hekwerken. Die ontbreken in de betere wijken nergens voor de ramen. Kinderoppassers doen het daar. Verkopers/sters verkopen handdoeken, fruit, kookgerei, en ‘wat niet al’ (zoals ze in Drenthe zeggen). Dan staan daar ook nog de motorguys, aanmerkelijk in aantal toegenomen na de gevangenneming van hun maffiose vakbondslieden. Motordolls heb ik niet meer gezien. Dan rijden er lieden die middels een geautomatiseerde geluidsversterker continu korte mededelingen roepen; steeds dezelfde. ‘Repareer alle sanitair’, ‘Gasflessen groot en klein’, ‘Eet Hunan noedelsoep’, ‘Repareer computers’, en ook gewoon ‘ijsco’. Veel bakfietsen worden door vrouwen voortbewogen, die uit het vuilafval nog dingen verzamelen, zoals plastic of glazen flessen. Ook papier en karton zijn gewild, want China is nu ook aan het recyclen gegaan. Tegen de avond zijn de bakfietsen torenhoog gevuld.

Een man met een handkar, waar hij zichzelf voor heeft gespannen, vervoert een waanzinnige stapel rotsblokken. Ik schat 3 à 4000 kilo. Eenmaal in beweging gekomen kan hij natuurlijk niet abrupt stoppen. Hij wordt echter ontzien,  niemand wil een deuk oplopen en een agent houdt zelfs overstekend verkeer voor hem tegen.
Er is trouwens veel politie. Ze zitten in geblindeeerde auto's en komen er eigenlijk niet vaak uit. Wel soms heel plotseling, en dan gaan ze alle motorrijders controleren: helm, rijbewijs enzovoorts.

Oh, ja, mijn vriend de schrijnwerker is er niet meer. Zijn winkel is wel open, maar de verkoopster zegt dat de baas niet goed tegen de warmte kan en tijdelijk naar Harbin, in het noorden, is gegaan. Ze stelt me gerust: Hij komt wel weer terug. De mooie houten draak (zie vorige edities) is nog niet verkocht. Ik ben bereid hem, als ik hier weer ben  op te sturen aan wie er 1000 yuan voor over heeft.

 
woensdag 27 september 2006

 
De vroege ochtend is eigenlijk een prettige dagdeel. De lucht is zuiver en fris. Helaas branden er vaak allerlei vieze vuurtjes op de landjes tussen de vila’s. Dat is nog-niet-droog tuinafval, maar een buurman wil er ook nog wel es wat plasticrommel op gooien. Dat maakt het dan weer ongenoeglijk. Zodra de chinese villa's  afgebouwd zijn worden de tuinen ervan trouwens zo spoedig mogelijk van betonnen bestrating voorzien, waarop dan wasrekken en stoeltjes kunnen staan. Soms ook wel es een bloempot.
Gisteren vertelde ik over het straatbeeld. Daarbij heb ik toch nog de dametjes vergeten die een kleurig parasolletje op hun fietsstuur hebben in een speciale standaard. Nette meisjes hebben een hekel aan bruin worden door de zon. Bruin worden is niet sjiek; dat is meer iets voor arbeidsters en boerinnen. Hoe witter hoe mooier.

Tegen zonsondergang worden ze opgerold, de parasolletjes.

Zo tussen zes en zeven 's avonds is het het gezelligst op straat. Het zware werk zit er op en vooral vaders lopen dan met hun kinderen op de arm nog een rondje voor het eten klaar is. Het is opvallend hoe aardig ze voor die kindertjes zijn. Baldadige jongeren trekken zich terug in bars, waar ze hard schreeuwen naar bekenden verderop. Op de fruitmarkt tellen de koopvrouwen hun biljetten. Daarna maken ze de bedjes op onder de toonbanken. Een paar stukken karton voorkomen inkijk.

Het moonfestival nadert; iedereen koopt maankoekjes voor vrienden en bekenden. Ik weet dat ze smakeloos zijn en lever de portie die Odar mij heeft toegedacht af bij de zaak van dr Mo. Hij is nog steeds weg, en "Besteplice" wil ze niet aannemen. "Can nota accept". Nu, dat dacht ik al wel, maar ik fiets gewoon weg.

 zaterdag 30 september 2006

 Na drie weken had ik behoefte aan schone lakens, maar die moet ik, denk ik, eerst zelf kopen (en laten wassen uiteraard).
Op mijn verzoek is de werkster geweest. Zij heet Aunti Lu, en houdt met een andere dame samen ook de school schoon.
Aunti Lu is een snelle werkster. Ze flitst door het vertrek. Eerst met een bezem en dan met een natte handdoek op een T-vormige stok gebonden. In de badkamer doet ze uitsluitend wat je kunt zien, behalve de voegen tussen de witte tegels. Die maak ik zelf schoon met een oude tandenborstel. Ook hier is de wasbak en de plaat waarin die gedeeltelijk is verzonken van dik ongekleurd glas. Nu is een van de opvallendste eigenaardigheden van glas, dat je er doorheen kunt kijken. Uitsluitend de bovenkant afsoppen heeft dus weinig effect, vooral ook omdat de onderkant sedert de installatie in 1998 nog nooit is schoongemaakt. Ik wijs Aunti Lu hierop, maar ze geeft het al vlug op, want er zitten nog heel was cementresten aan die onderkant. ‘Nexta time’, zegt ze.

Er komt toch uiteindelijk nog heel wat zand en stof uit de vertrekken. Na enig tegenspartelen neemt ze 40 yuan in ontvangst, plus een wiebelkaart van Nederland, die ongeveer net zoveel heeft gekost bij de AKO. Dat is zo'n kaart met twee afbeeldingen die je om de beurt kunt zien als je de kaart een beetje kantelt. Typisch nederlands: een keer tulpenveld, en na wiebelen: koeien in een wei. Het is een wonder, die kaarten. Die hebben ze hier waarschijnlijk over 14 dagen ook, maar nu nog net niet.
Overigens is Sebastiaan, mijn spin, verdreven. Hij zat weer op de WC-bril en vluchtte voor Aunti Lu, maar de dommerd ging de verkeerde kant op, richting water onderin. Aunti Lu drukte meteen op de doorspoelknop, en jawel hoor, Sebastiaan werd in de draaikolk meegevoerd.
Het blijft heet, 27 graden.
Vanmiddag, voor de boottoeristen hierheen komen geschuifeld, fiets ik maar vlug naar het strandje. Ik moet wel danig oppassen voor te veel verbranden want de zon, vooral op het water is meedogenloos, ook al ben ik natuurlijk al erg ingebrand.

Er zijn dit weekend al weer veel meer Chinezen, want we hebben hier een festivalweek. Nationale dag en Moon-festival. Iedereen een volle week vrij. Miljoenen Chinezen zetten zich in beweging, meestal naar familie of hun vroegere thuis. De Maan staat, volgens hen, dichter bij de aarde dan de rest van het jaar. Ik betwijfel of dit juist is. Verliefde stelletjes, maar ook melancholieke vrijgezellen, gaan aan de oever van de rivier zitten en kijken naar de maan. De maan speelt een grote rol in de Chinese cultuur. In de poëzie is de maan het symbool voor thuis en familie. Kijkend naar de maan, denk je aan thuis. Het beroemdste gedicht van Li Bai ¿Ó∞◊(Tang-periode, ongeveer 750 A.D.) gaat daar ook over.
De precieze tekst is erg mooi. Het is een kwatrijn dat iedere chinees kent.


Overpeinzing in een stille nacht  
  

Chuang qian ming yue guang                             Voor het bed zachte maneschijn
Yi shi di shang shuang                                       Het glanst als rijp op de grond
ju tou wang ming yue                                        Mijn hoofd heffend zie ik de maan
di tou si gu xiang                                               Het laag houdend, denk ik aan thuis

                                      *  *  *  *  *

Ik ontvlucht deze drukke, hete week door even in Lhasa aan te wippen. 3 graden C. op 4000 meter hoogte. Ben benieuwd.

 
1 oktober 2006

 Mij bereikt het heugelijke nieuws dat ik v een zevende kleinkind heb gekregen. Eline geheten. En dat nog wel op de Chinese nationale feestdag! Moge zij opgroeien in gezondheid en voorspoed tot geluk van haar ouders en broertjes.
En Opa niet te vergeten.

Yangshuo is beeldig versierd. Alle grote straten hebben om de acht meter overstekende touwen met vlaggetjes eraan.
Omdat die straten heel licht dalen en stijgen ziet het er heel fleurig uit. Men heeft zich veel moeite gegeven om alle rotzooi op te ruimen, wat ook al weldadig aandoet. Yangshuo trekt zoals gewoonlijk duizenden toeristen.
Een bijna eindeloze optocht file van  bussen uit de wijde omgeving komt bij het busstation aan. Hier wordt een menigte verkoopsters en onderdakaanbiedsters door de politie op een afstand gehouden.

Ook ik word steeds staande gehouden of met ‘hello’ aangeroepen. Dat gaat een beetje vervelen. "Wo bu shi you ke!", ‘Ik ben geen toerist’, doet ze gelukkig meteen afdruipen.
Ik had eigenlijk het centrum willen vermijden vandaag, maar ik moet nog een kleurige riem voor om mijn koffer kopen en een buiktasje voor literatuur en paspoort e.d. Het is me namelijk gelukt een ticket voor Tibet te krijgen! Dat vraagt begrip en tijd en veel geduld.
De zaak is deze: alle reisbureaus krijgen een percentage van de tickets die ze verkopen. Een goede relatie met een bepaalde vliegmaatchappij is dan ook veel belangrijker dan wat de klant wil.

Een reisburo, ‘Wolk Negen’ geheten, meent dat er geen tickets zijn van Guilin naar Lhasa. Dat klopt ook wel, na informatie bij nog drie anderen. Het snelste vlieg je naar Chendu en dan vandaar met China Western naar Lhasa. Wolk Negen wil mij die tickets niet verkopen en zegt dat alle vliegtuigen vol zijn. (Die zijn van China Southern).

Ik kan, menen zij, het beste een beetje omvliegen via Chongqin en vandaar naar Lhasa. Maar op de dagen dat ik wil is dat niet mogelijk. Ik zal twee dagen in Chongqin moeten blijven. (Daar was het hoofdkwartier van Generaal Joseph Stillwell gevestigd - nu een museum - tijdens de strijd tussen Mao's communisten en de Nationalisten van Chang Kai Sjek. Het is trouwens interessant om te lezen welke stommiteiten Chang beging om met de grote overmacht aan menskracht en veel betere (Amerikaanse) bewapening die strijd toch te verliezen. Daarna moest hij zich noodgedwongen terugtrekken op Taiwan en door de Amerikanen  beschermd moest worden tegen een invasie van Mao's leger.

Maar ik denk voor dat museum geen twee dagen nodig te hebben.)
Bovendien moet ik van Wolk Negen zelf in Lhasa voor de terugreis zorgen, want dat kunnen zij niet regelen. Dit voorstel lijkt mij onzinnig en  riskant, dus Wolk Negen kan de pot op.

Uiteindelijk, ik heb het al bijna opgegeven, beland ik bij het officiële kantoortje van China Southern, de partner van KLM/Air France. Als ik de twee dames daar laat zien, dat ik met hun maatschappij naar China ben gevlogen, worden ze behulpzaam en klimmen gezamenlijk in telefoons en computer. Dan heb ik binnen tien minuten een retourticket Lhasa via Chendu + een reservering voor een hotel in Chendu, op het vliegveld daar. Ik kan dan de volgende morgen uitgeslapen door naar Lhasa.

dinsdag 3 oktober 2006
In het nieuwe restaurant ‘city in the city’ een blanke aangesproken met twee zeer chinese kindertjes. Het bleek een Nederlander te zijn die zich krachtdadig voorstelde als ‘Wil’. De kindertjes waren van hem en er is er nog eentje van zijn vrouw, die Qi Ping heet.

Hij leidt af en toe rondreizen voor groepjes die naar Yangshuo komen en woont hier al vier jaar. In wezen loopt hij in de bijstand in Nederland maar, vanwege een mij onduidelijk gebrek, heeft hij geen sollicitatieplicht. Hij geeft ook Engelse les, maar ik heb al ongezien medelijden met zijn leerlingen.
Verder bekeert hij Chinezen tot het Christendom, samen met Qi Ping die erbij komt staan lachen, maar geen woord nederlands verstaat. Op mijn vraag of het nogal goed loopt met de bekeringen zegt hij zuur, dat hij nu wel een stuk of zes chinezen tot het ware geloof heeft gebracht. In vier jaar. Niet echt iets om
groots op te zijn, denk ik. De Jezuieten maakten in de 16e eeuw al plannen om 150 miljoen Chinezen te bekeren, maar daar kwam niet veel van terecht. Er is dus nog genoeg voor Wil. Maar ja,  die ruim anderhalf miljard chinezen  staan echt niet te trappelen.  Ik neem afscheid van hem met een welgemeend ‘bekeer ze !’ , maar veel humor heeft hij niet.

Op reis nu naar Tibet. De eerste etappe verloopt vlekkeloos. In Chendu word ik bij de uitgang opgewacht door een prachtig meisje met mijn naam op een bord.
Daar heb ik nou altijd over gedroomd als ik die afhalers met hun borden bij de uitgangen op vliegvelden zie staan. Ik was er nooit bij. De begroeting is allerhartelijkst. Het is middernacht en zij weet alles. Regelt een busje dat ons naar een hotel brengt dat qua afmetingen erg aan Hotel Rossia in Moskou doet denken. Vooral veel ellenlange gangen. Het meisje wenst me “wanan” (een rustige nacht) en daartoe beperken zich – helaas - haar diensten. Ik krijg een duidelijk op chinese afmetingen ingerichte kamer. Alles laag en kort.  Ik slaap goed en ga de volgende morgen op weg naar Lhasa. Maar op het vliegveld begint het mis te gaan. De veiligheidsbeamte houdt mij tegen want ik heb geen ‘official invitation‘ , een formulier dat iedere alleenreizende buitenlander, op weg naar Tibet, moet hebben. Ik heb alleen een fax van het hotel in Lhasa dat ik een deposit heb betaald en dat ik een reserveringsnummer heb dat ik bij aankomst moet laten zien.

Geen invitatie. De beveiligingsbeambte zegt mij “abasolutaly” niet te mogen doorlaten zonder die officiele invitatie. Of ik dien mij bij een groep aan te sluiten. Ik ben wat verslagen en klaag mijn nood bij een er vriendelijk uitziend meisje van de incheckbalie. Ik laat mijn weinige -nog uit beter tijden overgebleven- charmes op haar los. Zo zeg ik haar dat het toch wel vervelend is dat ik nu 7 dagen op het vliegveld van Chendu moet bivakkeren, alvorens terug te kunnen naar Guilin.
Of ik dan geen vrienden heb in Chendu, vraagt ze ? Nee dus. Dan gaat zij, toch wel begaan met mijn plotseling droevig lot, met mij naar een computervertrekje om contact te zoeken met de manager van het Hotel in Lhasa. Die kan dan een ‘invitation’ faxen. Haast is geboden want de instaptijd verstrijkt. Snel probeert zij 12 verschillende telefoonnummers. Niks dus. Ai Ai,....Maar nu weet ze tóch nog raad. Ze is bevriend met de veiligheidsagent die bij een zeer voorname aparte balie, VIP-pasagiers moet checken. Daar rennen we heen en ja hoor, dat lukt. Er wordt me niets gevraagd. Denkend aan haar eerdere vraag zeg ik haar dat ik nu wèl een vriend heb in Chendu:  haar.

 woensdag 4 oktober 2006

Enfin,
door de vriendelijkheid van dat meisje van de incheckbalie, en het feit dat ik er natuurlijk ook wel een beetje VIP  uitzie, zit ik uiteindelijk, net op tijd, nog nahijgend van het snelle lopen, in het vliegtuig naar Lhasa.

Over de vlucht is alleen te melden dat het uitzicht uit het raampje ongelooflijk mooi was. Vijftig miljoen jaar geleden schoven hier de continentale platen, met Tibet aan de rand van het Aziatische continenten en het Indiase continent in het westen, over elkaar, waardoor de bodem tot ongekende hoogten werd opgstuwd. Het gevolg daarvan was dat de stranden van Tibet veranderden in torenhoge bergen met sneeuw op de toppen, gletsjers, meertjes en riviertjes. Van dat alles véél. Ik zie maar weinig tekenen van bewoning. Toch wonen er in Tibet, half zo groot Europa, officieel maar zo’n 2,5 miljoen mensen. Voor het meerendeel Han-chinezen, die al in 1885 meenden dat Tibet bij China hoorde, maar daar tot 1946 weinig werk van maakten. Pas toen er een opstandige nationalistische beweging de kop opstak, heeft China krachtig ingegrepen, is de Dalai Lama voor het ‘bevrijdingsleger’ gevlucht en het land overspoeld door getransplanteerde chinezen. Voor dit – geweldloze -vluchten heeft de D.L. nog een Nobelprijs voor de vrede gekregen. Nou ja zeg ....!

Er zijn heel wat garnizoenen gelegerd en er zijn ook veel soldaten op straat. Maar dat kon ik uit het raampje nog niet zien. Het eten (hè, al weer over eten!) tijdens de vlucht was heerlijk. Bij de KLM mag je al blij zijn als je een zakje pinda's krijgt. Krantje, maaltijdje, tweede kopje koffie: wegbezuinigd. Onzin natuurlijk. Dit terzijde.

Het laatste half uurtje vlogen we tussen de golvende bergketens boven de bedding van  de Tsangpo, een brede rivier. Ook vervuild overigens, want met een vieze grijsgroene kleur. Er zijn 11 bergtoppen hoger dan 8000 meter in Tibet, en meer dan 50 hoger dan 7000 meter. Mount Everest staat toevallig net in Nepal. Sinds ik gelezen heb dat er iemand zonder benen de Everest is opgesleurd voor een foto-sessie op de top, heb ik van beklimming afgezien.
Op het vliegveld van Lhasa, Lanzhou, in de Tsangpovallei, is het licht heel schel. Maar ik merk gelukkig niets bijzonders aan mijn ademhaling of hartslag. Toch moet je als jongere oudere oppassen wanneer je plotsklaps op 4000+ meter wordt neergezet.

Een chinees schreeuwt dat de bus naar Lhasa op het punt van vertrekken staat. OK, ik mee. De rit kost 25 yuan, wat mij veel lijkt voor een bus.
Maar de tocht naar het centrum duurt wel een uur en voert langs water en door lange tunnels. Het is een tweebaans weg en vrijwel zonder verkeer. Bebouwing langs deze weg is schaars en armelijk. Het uitzicht over de rivier naar de torenhoge bergen op de achtergrond is overweldigend. Komt er verder niets meer, dan is mijn uitstap toch al geslaagd. Bij nadering van de stad worden de wegen steeds breder tot de afmeting van Parijse boulevards, met bloemperken in het midden. Kilometers lang. Alles goed schoon gehouden. De autodichtheid neemt wel iets toe, maar de rickshaws en Vespa's zijn verre in de meerderheid. Bij de stoplichten wordt de wachttijd voor rood alsmede de doorrijtijd voor groen aangegeven in seconden op een groot bord. Verbazend handig en terstond in te voeren in het westen. Jammer dat niemand zich van deze regels iets aantrekt. Toch ben ik de hele week niet aangereden. Maar misschien heeft dat meer met mijn uitwijksnelheid te maken dan met hun mededogen.  

De eerste indruk is fenomenaal. De bus rijdt langs het Potala paleis dat fabelachtig is.  

 Later meer daarover. Eerst moet ik naar mijn hotel. De internationale hotelwebsites die ook Lhasa in hun portefeuille hebben gaven mij weinig hoop. Alles volgeboekt. Dat leek me niet onwaarschijnlijk, gelet op de reislust van de Chinezen in deze week. Alleen het Century Hotel had nog een kamer voor 50 US$ per nacht. Dat dan maar snel geboekt. Door de bus afgezet bij het CAAC hotel, naast het Paleis, weet niemand van het bestaan van mijn Century Hotel. Tot een schrandere taxichauffeur meent te weten waar het is. OK, hij berekent 15 yuan voor de tocht daarheen en ik ben te moe om af te dingen. De taxi rijdt nu zeker 20 minuten de weg terug die ik net met de bus ben gekomen, tot de rand van de bebouwing. Dit wordt niks. Maar toch, waratje een hotel met uitsluitend Chinees er op en nergens een spoor van Century. Toch is het adres goed. De manager komt te voorschijn en lijkt verheugd met mijn veilige aankomst; net als ikzelf trouwens. Een douche en een bed heb ik nodig. Maar dan roept de manager: "Sorry sir, hotjiel broken, no ilectrisity, no water". Ik laat het gelaten aan hem over om een oplossing aan te dragen. Hij biedt me een stoel aan en gaat opbellen. Nu krijg ik een hotelkamer aangeboden in het centrum, vlakbij het paleis, met 4 sterren en voor dezelfde prijs. De manager en ik beiden xihuan (tevreden). De auto, een echte VW, is echter ook ‘broken’. Geen schokbrekers (meer). Hij lijkt nu meer op een ‘karretje dat op de zandweg reed’ en gaat niet sneller dan 15/20 km per uur. Het duurt dus heel lang voor we eindelijk ter plekke zijn. Het hotel is gloednieuw. Nog geen vlekken op het tapijt, gordijnen schoon. In de prachtige entree zit een stelletje monniken te nietsen. Af en toe draait er eentje landerig aan zijn gebedsmolentje. Ze hebben oranje jurken aan met een bruine deken over de schouder. De vrouwtjes, (ja er zijn vrouwtjes bij! misschien alleen voor de verzorging, maar ook ijverig met de molentjes in de weer) dragen een soort Staphorst-achtig borduurwerk-manteltje over jurken van sombere zwarte textiel.

Na een kort dutje op een prachtige kamer, eerst de omgeving maar eens verkennen. Het paleis torent vlak om de hoek van de avenue hoog boven de stad uit. Het is een ontzagwekkend bouwwerk, natuurlijk van allerlei films niet onbekend, maar toch - de uitstraling is majestueus. Opvallend is het volstrekte ontbreken van symmetrie. Het is tegelijk ook een onneembaar fort, met bewaakte toegangspoortjes.
Ik mag er niet in.
Ook niet als ik mijn paspoort laat zien. Ik moet een piao (kaartje) hebben. Hoe ik daaraan kan komen, weten ze niet. Ze zeggen dat mijn reisgezelschap zulks regelt. Nu heb ik geen reisgezelschap, maar dat snapt de bewaker nu weer niet, en ook zijn basic-english sprekende baas niet. We staan beiden met de mond vol tanden; ik voller dan hij zo te zien.

Ik loop dan maar weer terug richting hotel. Daar passeer ik waarachtig een markt van Albert Cuypformaat. Met de handen stevig op de zakken baan ik me een weg door de menigte. Goh, wat gezellig is dat. Geen barbaar verder te zien trouwens, dus ik baar hier nog opzien. Ouders wijzen hun kinderen op mij, en laten ze ‘Hello’ roepen. Dat beantwoord ik dan met "Ni shi wode xiao pengyou ma?" (Ben jij mijn kleine vriendje? ).

Ik koop meteen wat snuisterijen, die ik in Amsterdam ook wel gezien heb, maar dan twintig keer zo duur. Er zijn mooie truien van Yakwol en Cashmere. Maar ik wil ze in het gedrang niet passen, want ik draag al mijn waardevolle spullen op mijn lijf.
Terug naar het hotel nu, want de avond valt heel vlug. Er is een Tibetaans restaurant in het hotel, waar ik mij tevreden zet aan een warme citroen-gember-honingdrank met als hoofdgerecht Yak Stroganof.

donderdag 5 oktober 2006

 Ik woon 4 – hoog, dus op de derde verdieping, want chinezen rekenen de parterre als de eerste. Hierboven moet nog een gigantisch groot plat dak zijn. Dus loop ik de trap op en vind een niet-gesloten deur, die inderdaad toegang geeft tot het platte dak. Mijn eerste reactie is: Hé, even helemaal alleen, geen Chinees te bekennen. Dan kijk ik weer naar het magnifieke berglandschap, waarvoor het paleis torent. Bergen, ja dit zijn echt BERGEN. Wat nou Havelterberg? Deze kolossen zijn ECHTE bergen. Daar kan geen  Apenijn, of Dolomiet tegenop.

De lucht is hier heel zuiver, zij het dun. Af en toe moet ik wel diep ademhalen, om na inspanning, een lichte duizeligheid te voorkomen. Uitgekeken, wil ik terug naar beneden. De deur die openstond is nu in het slot gevallen en ook niet met geweld te openen. Meer deuren zijn er niet. Gelukkig staat in het halletje, waar ik ben doorgekomen, een raam open. Van buiten zo in te klimmen, maar aan de binnenkant wel 1,80 meter hoog. Benenbreken wil ik hier even niet, dus is uiterste voorzichtigheid geboden. Het raamkozijn is smal en heeft een scherpe metalen rand. Heel langzaam schuifel ik, bil voor bil, naar binnen. Dit lukt ook zonder mijn "klokkenspel" - zoals ik deze delen van de anatomie eens heb horen aanduiden - te beschadigen. Zeer tevreden daal ik nu de trap af naar mijn vertrekken. Het fraaie plastic kamersleutelkaartje  steek ik in het slot en dan even wachten op het groene lichtje. Nee, dus: rood lichtje. Nog een paar keer geprobeerd. Het kamermeisje, even verderop druk doende, heeft een alles-openend kaartje. Mooi dus, toch binnen. Na een dutje probeer ik mijn kaartje opnieuw. Nope. Dus daal ik naar de receptie af en zeg daar dat mijn kaartje niet werkt. De receptie-dame verstaat geen Engels, en ook geen chinees, maar mijn pantomime met het kaartje snapt ze wel. Ze wijst op de computer en maakt een gebaar van keelafsnijding. Dat begrijp ik nu ook weer prima. "diannao buhao ma". (electrische hersenen niet goed ?) "YeYe". Nou ja, dan moet het kamermeisje maar wat vaker optreden.Toch tornt dit aan mijn privacy. Dus vraag ik maar es naar de manager. Die komt inderdaad: keurige Tibetaanse heer, driedelig pak. Maar hij spreekt alleen een chinees dialect. Of ik wil opschrijven wat ik wil vragen. Dat werkt met chinezen die karakters in hun hand schrijven heel goed, maar ik heb gewoon een papiertje nodig. Met mijn netste handschrift, verbonden blokschrift volgens Prakken en Buis schrijf ik:

1) 4 star hotel, nobody speaks English;
2) 4 star hotel, no internet connection;
3) 4 star hotel, no entry in room without help.

Hij leest dit en schudt meewarig het fijngekamde hoofd. Dan maakt hij duidelijk dat het hotel nog maar een maand open is. "Samall plobalem happen. Very excuse". Ik glimlach, toon me begrijpend en zeg “dui”(OK) en Xiexie (dank U)

 vrijdag 6 oktober 2006

halverwege de potala beklimming.

 Alleen via vriendjespolitiek kan ik aan een kaartje komen voor een bezoek aan het Potala-paleis. Die vriendjes zijn jongens die mij in het park aanspreken om hun Engels te oefenen, of gewoon uit nieuwgierigheid. Het zijn Tibetaanse jongeren die een hekel blijken te hebben aan de chinezen. ‘Kijk nu toch eens, boven op het Symbool van Tibet waait de grootste chinese vlag die ik ooit gezien heb’ en ‘Kijk hier naar dat communistische monument, recht tegenover het paleis!’

Ja, dat vind ik eigenlijk ook niet aardig. Het is een piloon, drie keer zo hoog en zo dik als die op de Dam en akelig wit geschilderd. 's Nachts hel verlicht, verstoort zij wel erg de sprookjesachtige uitstraling van het eveneens, maar minder, verlichte Potala paleis.

De jongens werken 's avonds in een drukkerij om geld te verdienen voor het voortzetten van hun studie. Ze zitten alle drie op een college dat 100 yuan per maand kost (10 euro). Als ik ze vraag of ze een oplossing hebben voor mijn probleem blijkt een van de jongens een vriendin te hebben waarvan de broer in het paleis werkt. Na veel getelefoneer op de shouji wordt me gezegd dat ik mij morgen met deze jongen om 8 uur moet melden bij de hoofdingang. Broer van vriendin (die Bemba heet, wat zaterdag betekent) zal daar komen en een kaartje voor mij regelen. Voor mensen alleen, niet in een groep, is dat eigenlijk niet mogelijk. Bovendien zijn er voor toeristen maar 200 kaartjes per dag. De rest van de bezoekers zijn Tibetaanse ingezetenen, van welk volk dan ook.

Alles lukt. Het beklimmen van de heuvel (135 meter) en het paleis, - 13 verdiepingen - benemen me de adem. De ingang is merkwaardigerwijs op de bovenste etage.
De rondgang door het museum begint daar en ik volg, na zeer uitpuffen, gewoon de pijlen en de borden met "No smoking, no photo, no video".
Ziet één en ander er van buiten armelijk uit, na het beklimmen van de laatste houten ladders wordt dat anders. In een soort halletje, waar we het bouwwerk zelve betreden, zijn grote bronzen beelden en prachtig gedetailleerde wandschilderingen.
wandschildering, 12 bij 5 meter
Door een raam zie ik een deel van het paleis van boven. Daken bestaan veelal uit koperen platen, waarschijnlijk gelakt want ze schitteren alsof ze net gepoetst zijn. Er zijn veel monniken in het gebouw die, op stoeltjes en kussens zittend, geld inzamelen. Er wordt erg veel geld aan ze gegeven, zij het niet door de westerlingen. De Tibetanen geven veel en moeten ook erg bidden. Dat doen ze door buigingen in de richting van prachtig geklede en van juwelen voorziene beelden. Ik heb geen zin om alle beschrijvingen te lezen, in verschillende talen aangebracht, maar de pracht en praal van de daar gewoond hebbende Dalai Lhamas (of Dalais Lhama?) verrast. Nu (gelukkig) al afdalend de pijlen volgend, kom ik door een zaal of twintig. Sommige klein, zoals een in de berg uitgehakte grot met daarin uitgebeeld de ontmoeting  bij het bezoek van een Qing keizer aan de 5e Dalai Lhama, allen meer dan levensgroot in brons en in prachtige gewaden gestoken. Andere zalen zijn juist torenhoog, zoals die met de grafmonumenten van de heersers. Vanaf D.Lhama vijf, woonden die in dit paleis. Het grootste monument is veertien meter hoog en voorzien - volgens de tekst - van meer dan vijfduizend kilo goud en juwelen. Andere zijn bescheidener en maar negen meter hoog. Deze grafmonumenten passen dus alleen maar in hoge zalen. De wanden daarvan zijn vol boekenkasten en verzamelingen gouden, zilveren en bronzen beelden en vaatwerk in alle denkbare afmetingen.
Dit is de pareltoren, 6 meter hoog , waarin 200.000 parels zijn verwerkt, geen echt nuttig bouwwerk.
Het plafond verdwijnt er boven in duisternis. Monniken poetsen de vloer maar de meesten luieren maar wat en nemen geld in ontvangst. Overal staan schalen met biljetten en munten. Nogal wat mensen staan daarin te graaien en te ‘wisselen’. Of dat eerlijk toegaat weet ik niet. De monniken vinden het goed.

Alhoewel de zalen oud zijn, zijn er opvallend veel veiligheidsmaatregelen getroffen. Nooduitgangen, brandmelders, sprinklerinstallaties, rookmelders, etc. Omdat alle vensters op de lagere verdiepingen zijn gesloten, uit angst voor verkleuring van de kunstwerken, bestaat de verlichting uit grote schalen ‘boter’ waarin wel tien pitten branden. Deze yakboter wordt op straat voor de ingangen verkocht door boeren. De bezoekers brengen het dan mee in plastic zakken, laten het in de schalen glijden en blijven dan een tijdje met het fikkie spelen. Omdat dit, vooral voor de grote zalen, toch nog te weinig licht geeft, zijn er nu ook Philips spaarlampen aangebracht. Overal ligt geld. Over de balustrades gegooid, in spleetjes in de muren gestoken, geprikt op de punten van spijlen en geplakt - met boter- aan de wanden op plaatsen waar geen schilderingen zijn.

Er zijn grote hoeveelheden papiergeld van de allerlaagste waarde bij, biljetten van 1 jiao, een twintigste yuan. Veder muntjes van twee en één fen  (1/100ste yuan).

De houding van de meeste autochtone bezoekers wordt door respect en devotie bepaald. Geen gedrang, veel gefluisterde gebeden, en niet storende bescheiden lichamelijke oefeningen. Er wordt ook veel met kralenkettingen gewerkt. ‘Omari patme om’ kan ik ook al zeggen, al meen ik er niets van. In dit paleis is vooral van alles veel. Net als in het Louvre moet je er een maandje voor uittrekken. Het meest heb ik genoten van de sprookjesachtige sfeer en de prachtige muurschilderingen. Sommige daarvan zijn zo groot en zo gedetailleerd dat er maanden, zo niet jaren aan gewerkt moet zijn. De privé vertrekken van de DL zijn nu weer opvallend klein; 
de slaapkamer oogt luxueus, maar is toch klein vergeleken met het ommmens grote bouwwerk.

Na drie uur sta ik doodvermoeid maar erg voldaan weer op straat.


zondag 8 oktober 2006

 
Op weg naar een ander luxe hotel waar wél internet is, komt de rickshaw door een gezellig buurtje met een hoog Kinkerstraat-gehalte. Erg knus en met veel kleine winkeltjes. Hele straatjes verkopen allemaal hetzefde. En dat nog erg gespecialiseerd. Zo is er een straatje waar men timmerwerktuigen verkoopt, winkel aan winkel, maar die zijn dan ook niet meer dan twee meter breed en 5 à 6 diep. Eén zaakje is gespecialiseerd in hamerstelen, een ander in kopspijkers, etc. Halverwege is er een soort kermis aan de gang. Eigenlijk speciaal voor kinderen. Leuk is het om tien ballonnen te mogen stuktrappen.
–29-

Drie kinderen moeten tegelijk beginnen. Wie het eerst klaar is - ja het vereist nog vaardigheid, en hard trappen - mag gratis in een volgende ronde meedoen. De ouders hebben er ook plezier in en het knallen van de ballonnen overstemt hun aanmoedigingen. Veel kinderen vallen vaak, maar huilen niet.

Men heeft pret.

Dan zijn er nog botsautootjes, die hier maar heel langzaam rijden. De kinderen vinden het prachtig. Ik ook.

Een straat met dameskleding trekt veel publiek. Het wordt herfst en 's ochtends is het al knap koud. Etalagepoppen zijn allemaal westers en unisex gevormd. Geen chinees erbij. Wel zijn er allerlei vormen van mismaaktheid waar te nemen. Halve hoofden, ontbrekende ledematen e.d. Ze worden gewoon op straat gezet, bij gebrek aan etalages, want die zijn hier niet. 's Nachts gaat alles naar binnen en het rolluik naar beneden.

Een prachtig kralen vliegengordijn koop ik in de  kralenvliegengordijnenwinkel. Heel mooi en goedkoop. Maar dit kan niet in de koffer. Ik breng 't naar het postkantoor voor direct transport. Eerst moet ik een grote doos kopen die dan door hulpvaardigen verknipt wordt en om het gordijn heen gewikkeld. Daarvoor zijn meters plakband nodig, dan het invullen van een paar formulieren alsmede inspectie door douane-autoriteiten. Vervoer per luchtpost kost 860 yuan, 100 keer de waarde bij aanschaf. Ik ga niet akkoord en kies voor "oppervlakte vervoer". De "dienstpersoon" (fuwuyuan) meent dat het dan wel es 4 tot 6 maanden kan gaan duren. Mij goed, net op tijd voordat bij mij thuis de vliegen komen.

Terug loop ik langs een gekanaliseerd deel van de rivier. Achteraf geen aanrader. Vervuild is een understatement. Het is meer een vuilnisbelt waarover water stroomt. Dode honden liggen er ook. Dat doet sommigen misschien aan Prevert denken: "qui disparaissent au fil de l'eau sur Brest, et vont pourrir au loin...").

Aan alle struiken en boompjes zijn hier dunne bedrukte lapjes vastgemaakt; soetra's om ‘de goden’ aan te zetten tot het brengen van geluk in het algemeen, en het vergeven van niet nader gespecificeerde zonden in het bijzonder. Vooral waar veel wind staat worden deze broze boodschappen vastgemaakt,
-30-

omdat ze dan sneller bij de geadresseerden schijnen aan te komen. Tussen heuvelruggen zijn lange touwen gespannen waaraan tientallen van deze boodschappen zijn vastgemaakt.
Buiten Lhasa staan op vrijwel alle daken takkenbossen met deze berichten eraan. Ze zijn kleurig, maar na een paar weken beschadigd en niet mooi meer.

 Zaterdag toch nog een tochtje gemaakt !

Een groepje amerikanen bleek een groepsreis te hebben geregeld naar Kathmandu. Twee dagen heen en twee dagen terug in een bus over vrijwel onbegaanbare wegen. En dan maar 1 dag in Nepal ! Ik praat een beetje met de groepsleidster. Ja, er is een bureautje dat dat regelt, daar en daar. Ik naar daar en daar. En waratje, het is mogelijk om met een busje, met een groep, enige kloosters te bezoeken, ongeveer 40 kilometer van Lhasa vandaan.

Nu ben ik niet zo dol op kloosters, maar vooruit, de tocht zelf trekt mij aan. Maar eerst moeten er formaliteiten vervuld worden. Vraag 1: Hoe groot is Uw groep? Ik aarzel ..., mijn groep is eigenlijk behoorlijk klein, en omvat alleen mijzelve. Dat wekt verbazing. Heeft er niemand anders in mijn groep dan zin in dit prachtige culturele aanbod? Nee, helaas ... Nou ja, dan regel ik wel een kleinere auto en een gids voor U. De anderen in Uw groep zijn zeker te moe ... Ja, dat vermoed ik ook sterk. Dus dat lukt weer.

Om 7 uur vertrekt ‘onze groep’. De ochtend gloort. Nog nooit zo'n fraai gloren gezien. Het eerst worden de hoge toppen van de besneeuwde bergen schitterend verlicht, daarna wordt het snel dag. Ik heb toch maar een fototoestelletje gekocht ... goedkoper dan huren. Ik maak de volgende foto's 1. Aandoenlijke varkens met biggetjes die de straat blokkeren; 2, kunstige torentjes van gedroogde yakvlaaien, die bewaard wordenals brandstof voor de winter. 3. Een optochtje van een aantal monniken die Boedha terugbrengen naar zijn winterverblijf, gepaard gaand met tromgeroffel, belgelui en fluitgeblaas.
Muurschildering in het klooster.

Dit lijkt mij heel lang te gaan uren duren, dus ik verzoek de reisleiding om dit klooster slechts uit de verte te mogen bezichtigen, en  versneld naar de volgende bestemming te rijden.

Hier gaat de chauffeur in de fout en rijdt een verkeerd pad op. We lazeren, met 4-wiel-aandrijving en wel, bijna de weg af.

De weg loopt anders dan een paar weken geleden zegt de chauffeur. Ik aanvaard deze verklaring, maar hoe moeten we hier keren? Rechts een afgrondje van een meter of zes, links een rotswand. Twintig keer vooruit en achteruit en telkens een paar graden draaien. Als we dan eindelijk 180 graden gedraaid zijn, blijkt een tweetal Yaks - wel twee en een halve meter per stuk en met een touw aan elkaar vast gebonden - de weg te versperren. Foto’s 6 en 7. De gids roept "hoe hoe" in het tibetaans, waarna we zachtjes op ze inrijden (foto's gemaakt) Dan komen we bij Tempel twee, bij een Heilige bron. De beheerende Monnik wil eerst geld van de groep. Maar ik weiger.
Hier zijn erg mooie, hoge bomen en een vijver met heilig bronwater waaraan goudkarpers zijn toegevoegd. Zulke hoge bomen zie je verder nergens, hout is erg kostbaar in Tibet. Maar deze bomen zijn te heilig om gekapt te worden.  Nu mogen we toch nog even maar binnen. Het gebouwtje is maar een meter of drie diep, en achter het altaar ziet ik een matras op de grond liggen. De gids sleurt mij daar weg. ‘Siren de’. (privé)
 Nu maar weer‘s op huis aan. Het waait vandaag niet en daarom zie je vanaf deze hoogte Lhasa in de smog liggen. Weer bij het Potala-paleis teruggekeerd, maakt mijn groep het rolletje vol. Ook de zich, vermoedelijk uit relieuze motieven, bij herhaling ter aarde werpende voorbijgangers leg ik vast. Dat vindt de gids niet goed. Het afscheid van hem is weinig innig. We zijn allebei blij van elkaar verlost te zijn. Dan maar vlug met een taxi naar huis. Want moe.

Als ik uit mijn prettige dutje ontwaak, bemerk ik dat ik het fototoestelletje in de taxi heb laten liggen.

 dinsdag 10 oktober 2006

 Op de valreep toch, langs de hamerstelenwinkel lopend, een hamersteel gekocht. Drie cent is niet te veel en ik denk maar: beter mee verlegen dan om verlegen. En wie kan je allemaal geen plezier doen met een tibetaanse hamersteel? Nou dan.

 De volgende morgen moet ik al om 7 uur het hotel verlaten en met de bus naar het vliegveld. Daar aangekomen blijkt uit de opschriften wel weer dat er een chinese vertaler is ingehuurd.

Op de eerste schuifdeur staat: ‘Strictly forbid the pets into the inside’. Een duidelijk chinese woordvolgorde; het amerikaanse ‘no dogs allowed" is toch veel duidelijker. En de Chinezen kopiëren verder alles. De luchthaven zou ook die van Tampa (Fl.) of Crystal Rock (Ok). kunnen zijn. Alles is gekopieerd, tot de kleur van de vloeren en de belettering toe.
De dag verloopt verder vlekkeloos. De vliegtuigen vertrekken stipt op tijd. Geen minuut te laat. Kan de KLM alweer een puntje aan zuigen. De nieuwe KLM-directeur, Peter Hartman, schijnt ook om die vaardigheid uitgekozen te zijn.

In Chendu heb ik 7 uur de tijd. Maar ik amuseer me opperbest met een pas gekocht boek over Tibet en met Sudoku's. Het opbellen naar mijn dochter Wijntje om haar met haar verjaardag te feliciteren mislukt. Maar wie zet er dan ook haar shouji uit als je jarig bent! Afijn, jammer.

Ik ben al om 10.30 in Guilin (spreek uit Kwijlin) en neem een taxi naar Yangshuo. Dat kost me wel 30 euro, maar het is ook bijna 90 km en de benzine is het enige wat echt duur is. Eigenlijk net zo duur als in Nederland.
De volgende morgen begint de dag goed. Er is een windje dat de 29 graden aanvaardbaarder maakt. En dan blijkt mijn lesrooster aantrekkelijker te zijn dan de afgelopen weken. Chinese les om 11.00. uur en  steeds 's middags om 15.00 uur de advanced studenten. Dus ruim de tijd voor het voorbereiden van allebei.

Dr Mo is weer in Town, maar Doubleblind is er nog steeds niet. Ik vrees het ergste voor hem, want het was altijd al een uiterst fragiele man. Dr Mo zoekt het verder in de beeldende kunst en de lokale politiek. Met het behandelen van  brandwonden is hij opgehouden, de stress was te groot, zegt hij.

zaterdag 14 oktober 2006

 Gisteren toch door een stille moordenaar aangereden. Dat zijn de electrische scooters. Gevaarlijker dan de aanstormende knetterende motorguys. Ik kon me op tijd omdraaien en het stuur beetpakken, maar toch niet verhinderen dat de naad van mijn broek over 40 cm werd opengescheurd. Gelukkig alleen maar mijn ellebogen een beetje geschaafd. Deze electrische scooters zijn natuurlijk erg handig. Ze dragen niet bij aan de milieuvervuiling in de stad. De electriciteitscentrale doet dat dan, ergens verderop, wel voor ze. Je kunt er twee uur op rijden na een nacht aan het stopcontact.

Er is weer van alles te zien, maar ik vergeet veel. Ik had Alice – immers mijn fiets - aan een boompje vastgemaakt en ben wat door de stad gaan wandeleen. Het is zaterdagochtend en de toeristen zijn er nog niet. Ze komen trouwens ook niet meer zo en masse opzetten. Twee jongens scheren elkaar met een krabbertje, zonder water of schuim. Ze trekken dan ook pijnlijke gezichten en controleren het resultaat in de spiegel van hun motorfiets.

Odar heeft me verteld dat als de guys drie tochtjes per dag maken die meestal niet langer dan een paar minuten duren, ze 15 yuan hebben verdiend. Dat is 450 per maand en een redelijk loon, vinden de chinezen (45 euro). In vroeger dagen moesten ze de helft afdragen aan hun ‘beschermers’. Dat is voorbij. Maar wat doen ze dan verder de hele dag ? Ik zie ze wel liggen slapen op de motor, maar ja, dan verdien je niet veel. Ik heb nu zelf ook wel’s van zo'n motor gebruik gemaakt en het tarief is 5 yuan. Je moet je wel stevig aan hun kleffe lijven vasthouden, maar ja, better safe than sorry.

Een dame laat bij het oversteken midden op de Xueyuanlu een zakje met bonen vallen. Ik meen dat zo'n zakje ongeveer twee cent kost. Maar dat verlies neemt ze niet. Met doodsverachting kruipt ze tussen het drukke verkeer op de knietjes rond, tot ze alle bonen weer verzameld heeft. Dat duurt wel een minuut of vier. Er wordt continu luid tegen haar getoeterd, maar onverstoorbaar gaat ze door: China.

Donderdags heb ik een zangklas, ‘elective’ heet dat hier. We studeren ‘Dona Nobis Pacem’ in met drie ploegjes zangeressen. Mannen komen niet opdagen. De woorden zijn eenvoudig, maar ik moet natuurlijk alles voorzingen. Toch pakken ze het aardig op en binnen het uur klinkt het driestemmig door de school. Erg leuk vinden ze het nu ook weer niet, en vragen of ik de volgende keer ‘Don't cry for me Argentina’ met hen wil instuderen. Ja, dat wil ik wel, maar denk maar niet dat dat gemakkelijk is! Ja, het jankerige refrein kent iedereen, maar de overige muziek is verrassend lastig. Maar goed, het is een uitdaging die ik wel aandurf. Maar dan moet ik het zelf eerst erg goed instuderen.

Gisteravond werd ik door vertrekkende studenten uitgenodigd voor een dinertje. In ‘Hotel Full House’ (Wat een ongelukkig gekozen naam is dat nu weer, net zo iets als ‘Hotel Self-Care’; voor die care gá je toch juist naar een hotel ?!). Het doet Reviaans aan: ‘Zelf logeren’, Ze hebben er heerlijke crispy chicken (kao ji). Eén kip voor negen personen. Gelukkig was er veel rijst bij en groentetjes.

Steeds als ik gewend raak aan een klas en de studenten aan mij, gaan er weer een paar weg en komen er weer nieuwe bij. Dat is
storend. Iedere keer opnieuw mijn basisprincipes uitleggen en de zwakke plekken in de chinese uitspraak van het engels uitleggen. Enfin, de tijd komt wel om.

Ik had vandaag een wildwater-rafting afgesproken; met zo'n grote ronde rubberboot een rivier afsuizen. Dat leek me prima,
Want ik heb het nog nooit gedaan. Je moet alles in je leven ten minste één keer doen, vind ik. Maar iedereen raadde het me af. Jij met je ouwe botten! Maar ik legde ze uit dat ouderdom ‘a state of mind’ is.

 maandag 30 oktober 2006

 In mijn vertrekken heeft de familie kakkerlak zich uitgebreid. Als ik binnenkom rennen de kleintjes langs de muur naar hun huisje onder de kast. Dit gaat me toch wat te ver; ’t is minder leuk dan het lijkt, want het zijn toch viezige diertjes. ik kan niet van ze houden.

Bij de supermarkt weten ze wat ik nodig heb. Het is een doosje met groene roggebroodachtige spiralen er in die aan de buitenkant moeten worden aangestoken en dan een insectendodende rook verspreiden. Deze spiralen zijn van het merk "Bison" die op de deksel briesend komt aanstuiven. Dus dat gaat vast en zeker lukken.

Op de fruitmarkt koop ik nu dagelijks mijn lunch en ontbijt bij de enige manlijke verkoper. Hij is kort van stof, bij het korzelige af, en dat bevalt me. Hij doet niet mee aan het eindeloos marchanderen van zijn vrouwelijke collega’s die beginnen met een tien keer te hoge prijs. Een kam heerlijke bananen kost 70 cent en geen gezeur.
Thuis gekomen blijkt bij het wassen - ik was alle fruit heel grondig, ook de nog te pellen bananen - dat er een lief bidsprinkhaantje tussen zit. Geelgroen, matglazen vleugeltjes, de voorpootjes biddend samengevouwen. Ik kan niet zien of het een haantje of een hennetje is.  Ik houd het maar even op een vrouwtje omdat ze een lieve en parmantige uitstraling heeft. Ze wil op de bananen blijven en klimt er langzaam over rond. Van mij mag ze blijven. Van de bananen snoepen doet ze niet want ze eet alleen andere diertjes.

 Ik moet nog melden dat de Chinezen mijn voorkeur voor VW-transporters delen. Althans voor de afgeleide modellen daarvan:
Mitsubishi, Hyundai, en zelfs Renault. Ze worden voor van alles gebruikt. Het meest zijn ze voorzien van vijf rijen met vier miniscule stoeltjes. Alleen voor Chinezen dus, die tegen vervoer met zijn twintigen in zo'n busje niet opzien. Er wordt verder alles in vervoerd wat denkbaar is. Als je de voorruit eruit haalt kan je er ook meer dan tien meter lange bamboestammen mee vervoeren. Ook de te grote fourwheel-drives zijn er. Ik zag er een met de naam ‘Steinway’.

 De meeste grote auto's hebben geblindeerde ruiten. Niet spiegelend, maar zwart. Privacy is in China een onbekend begrip, dus begrijp ik dat niet zo goed. Veel oude auto's zijn er niet. Het aantal rijken blijkt snel te groeien. Ik heb een Buick gezien en een VW-Passat. Verder is eigenlijk alles van Aziatische makelij. De Chinese namen kan ik niet begrijpen. Een uitgesproken antiquiteit is een verschrikkelijk voertuig, dat herry en veel viezigheid maakt. Het is een paard en wagen zonder paard. Op de plaats van dat paard is een enorm soort buitenboordmotor geplaatst, vóór de wagen dus, zonder enige beplating. Je kijkt dus meteen tegen de drijfriemen en de bewegende onderdelen aan. Er zit een chauffeur in een hokje van betonijzeren tralies gemaakt, zonder verder glas. Het zou best‘s een dwangarbeider kunnen zijn. Ze rijden niet sneller dan mijn fiets, dus ontwijken is geen kunst; er zijn er alleen te veel van. Soms bespetten ze je met olie als je inhaalt. Bah.
 Het wordt eindelijk koeler in Yangshuo. Er is een dun motregentje gevallen dat prettig aanvoelt.

De straat wordt er niet nat van want het verdampt allemaal razendsnel. Ik heb vrij veel spullen met de post verstuurd, omdat ik niet teveel bagage in het vliegtuig wil meenemen. Ik ben benieuwd of het ook aankomt. De 28e zal een lange dag worden, zes uur extra. Ik ga weer met gemengde gevoelens weg. Voor sommige ontwikkelingen zou ik langer willen blijven; anderzijds ga ik graag terug naar huis en haard an de Bovenboer.

 Gister voor het eerst de ‘Bison’ losgelaten op de insecten. De rook was niet onaangenaam maar sloeg me een beetje op de keel. Ik heb de spiraal daarom maar in de badkamer gezet. Het effect was fantastisch. De vloer lag vanochtend  bezaaid met allerlei beestjes, met en zonder vleugeltjes, maar zeer overleden. Helaas, helaas, mijn schattige bidsprinkhaantje zat nog op de bananen. In een nu verder eeuwigdurend gebed verzonken.

zaterdag 21 oktober 2006

 Het onderwijssysteem in China is nog steeds vrij militant van opzet. Vlak bij Odar's huis is een openbare middelbare school. De kinderen zijn allemaal als welpen en kabouters gekleed in zwarte broeken, gele T-shirts en shawls met een ringetje erom. Om 9 uur gaat iedereen in rijtjes staan en hoort een geluidsversterkte boodschap aan van de (onzichtbare) directeur. Ik versta niet veel, maar er is veel 'jonge strijders’, ‘toekomst’ en ‘vaderland’ bij. Als die na een minuut of 3 is uitgesproken, wordt er wat mat geapplaudiseerd en verandert het publiek gelukkig weer in gewoon spelende kinderen die later met enige tegenzin naar binnen gaan.

Ik merk aan mijn studenten dat zij toch ook met die deemoedigheid  besmet zijn geraakt. Ik verzoek ze dringend mij te corrigeren als ik spelfouten maak, maar pas na een paar keer doen ze dat. Gelukkig maak ik niet al te veel fouten. Tegenspreken is er niet bij. De leraren die een heel uur voorlezen van een papiertje en alleen wat moeilijke woorden op het bord schrijven, krijgen geen kritiek. Pas na een tijdje wordt er geklaagd: bij mij!

Nu heb ik geen zin die kat de bel aan te binden en ik zeg ze dat ze bij Odar moeten zijn. Maar nee, dat komt niet bij ze op. Nu zijn het in mijn klas bepaald geen minkukels. Er is een directeur van een middelgrote in- en exportzaak, die de naam Ashley heeft gekozen. Zijn Engels is goed, maar de uitspraak belabberd. Hij voelt zich verbonden met de Ashley uit "Gone with the wind", een film die ik zeker meer dat tien keer heb gezien en waarvan ik allerlei nadere bijzonderheden heb verzameld (zoals bijvoorbeeld het verhaal dat Vivien Leigh - Scarlet O'Hara - Clark Gable niet wilde kussen omdat hij zo'n slechte adem had, waarna die scène werd geschrapt.)

Ashley zegt dat protest “abasolutaly impossible” is. Hij is overigens erg zelfverzekerd en aardig. Als hij weer eens een erg lange monoloog heeft gehouden, zeg ik "I did not understand you, but I totally agree". Uiteraard tot groot vermaak van de anderen. Het "abasolutaly" kan niet worden gecorrigeerd. Het wordt op zijn best "absolutaly" of "abasolutly ".

Esmeralda is een stralingsfysica en dus ook niet echt dom. Ze praat vanuit haar middenrif. "Voor in de mond spreken" (zoals mijn grootmoeder, zangeres ons voordeed) lukt maar uiterst moeizaam. Als ik haar een half uurtje apart heb genomen begint het er waarachtig op te lijken en worden er medeklinkers hoorbaar. De volgende dag is het weer mis en ik zeg ‘Esmeralda, you really make me unhappy’. Dit soort opmerkingen zijn ze niet gewend en ze veroorzaken veel hilariteit. Er wordt trouwens veel gelachen; zelf vind ik dat ook erg leuk. Crystal, een Engelse lerares, zegt dat ze weet wat “I love you" in het Russisch is. Ik ben (gespeeld) stomverbaasd als ze "Ja was ljoebloe" zegt en geef als commentaar dat haar Russisch veel beter is dan haar Engels.

 De zangklas was erg leuk. ‘Don't cry for me Argentina’*) lukte. Nu had ik er ook ijverig op gestudeerd. Grappig is dat zo'n koortje, zonder begeleiding, de neiging heeft in toon te zakken. Toen ik niet meezong kwamen ze een kwint lager uit dan ze begonnen. De meisjes hadden het wel in de gaten want de laatste regels waren gewoon te laag voor ze geworden. Volgende week willen ze ‘We believe’ uit ‘A Prince in Egypt’. Dat is hier populair. Vreemd eigenlijk, want het gaat over Mozes en het voorspel tot de uittocht uit Egypte. Er bestaat kennelijk behoefte aan mystiek in deze toch verzakelijkte chinese maatschappij.

Ik vergeet veel, hetgeen al werd aangetoond door de vermelding dat ik mijn fiets - Alice dus - aan een boom had vastgemaakt voorafgaand aan een wandeling door de stad op zoek naar rare opschriften en hotelnamen. 
Na die wandeling was ik glad vergeten waar ik de fiets had gelaten.
het Buddha ijsje smaakt naar aangebrande melk, dus maar vlug weggegooid.

Maar eerst nog even over die namen: dat viel eigenlijk nogal tegen. Wij hebben ‘Het Rode Hert’ en ‘De Rode Leeuw’ en ‘De Zalm’ in Gouda. In China moet er nog wat meer bij. Hier is hotel ‘De Warme Gans’. Misschien in de Winter wel prettiger dan mijn vertrouwde ‘Morning Sun. Met ‘Open sky’, ‘Green paradise’ en ‘Ask no more’ hebben we het dan wel zo'n beetje gehad. De rest is redelijk normaal.

Het ‘Mei You’-restaurant is een begrip hier (Website gemakkelijk te vinden). Mei You betekent letterlijk ‘heb(ben) niet’, wat wordt aangevuld met voorbeelden als: duur, weinig keus, rook, herry, onvriendelijke bediening ... allemaal: mei you.

 Ik had allang een ‘geheugencursus’ moeten volgen, want dan had ik zeker mijn Alice sneller kunnen terugvinden.
Ik kon niet anders bedenken dan de hele wandeling in omgekeerde richting terug te lopen. En inderdaad, dat werkte.

 Een aardige ontmoeting had ik nog met de Heer die bij mijn vorige bezoek de rijstkorrels had beschilderd. Hij zat op een stenen richel in Weststreet (bankjes zijn er niet). Ik sprak hem aan en vroeg hem hoe het met de business ging. Met een dramatisch gebaar stak hij zijn beide handen naar me uit. De duidelijke beverigheid van een beginnende Parkinson was veelzeggend. Nu zijn de door hem, voor mij, gemaakte mini-kunstwerkjes het enige wat na mijn vorige reis niet meer boven water is gekomen. Waarschijnlijk met meer verpakkingsmateriaal weggegooid. Omdat hij zo sneu was, heb ik hem uitgenodigd wat te gaan drinken. Hij raadde mij een bepaalde thee aan die hijzelf erg lekker vond. De smaak was modderig.

 Zo loopt de tweede termijn van mijn onbevoegde, maar toch op prijs gestelde, onderwijs alweer ten einde. Ontegenzeggelijk is mijn praktische kennis van het Chinees verbeterd. Er kan ook niet veel meer mis gaan en ik verwacht ook geen grote verrassingen meer. Ik heb wel een extra koffer moeten kopen voor de vele mooie dingen, die ik voor meestal schappelijk prijzen heb gekocht.
Oude vriendschappen zijn aangehaald en nieuwe vriendschappen zijn ontstaan. Niet alleen die met sommige studenten, die mij zullen blijven e-mailen, maar ook met de kunstenaar die een hele dunne porseleinsoort voor het nogmaals bakken beschildert. Ik kan lang naar hem kijken. Sommige lijnen trekt hij tien of meer keren over, met als gevolg dat na het bakken de verf ook een voelbaar richeltje is geworden. Het zijn bijna allemaal zeer breekbare - en kostbare - kunstwerkjes. Hij heeft een museum achter zijn winkel en hangt daar lampjes in de vazen en potjes. Omdat alles doorschijnend is, ziet het er extra aantrekkelijk uit. Maar ik denk dat, als ze op reis al niet kapot gaan, onze drie katten op de Bovenboer wel voor vernietiging zullen zorgen. Omdat ik enthousiast ben krijg ik een piepklein potje van hem cadeau. Au fond zijn de Chinezen aardige mensen.

Ik ben niet bezorgd over de toekomst. Van dit land. Zodra China als wereldmacht het op imploderen staande Amerika heeft overtroffen, zullen ook de mensenrechten en problemen als corruptie, milieu, watergebrek en verstedelijking krachtig worden aangepakt.

Voorlopig mikt China op produktie. De chinezen zijn nooit bij expansie-oorlogen betrokken geweest en hebben meestal de voorkeur gegeven aan vreedzame oplossingen. Het restje communisme zal binnen een jaar of tien wel weggesmolten zijn.