PIJNBESTRIJDING

Over pijnbestrijding bij de zuigcurettage is  het laatste woord is er nog steeds niet gesproken. Door de jaren dat abortus poliklinisch wordt uitgevoerd is er uiteindelijk enige consensus verkregen over het te voeren pijnbeleid. Dat dit niet eenvoudig was heeft verschillendee oorzaken:

1. Er zijn grote verschillen in pijnbeleving die door verschillende factoren wordt beinvloed. Dit zijn ondermeer ambivalentie t.a.v. de beslissing over de behandeling, angsten en schuldgevoelens .

2.Sommige vrouwen hebben een hoge pijndrempel en voelen nauwelijks iets. De meeste vrouwen voelen tijdens de abortusingreep echter krampen die lijken op men-struatiekrampen of als weeën na een partus . Bij uitzondering wordt de ingreep als heftig pijnlijk ervaren.

Opvallend is dat vrouwen in de leeftijdscategorie 25 tot 35 jaar meer over pijn klagen en over het algemeen moeilijker te behandelen zijn. Wellicht heeft dit te maken met het gesettled zijn, het al hebben van kinderen en een vaste partner

Sommige vrouwen schreeuwen tijdens de behandeling en kunnen niet stilliggen of meewerken. Tot verrassing van de behandelend arts zeggen deze vrouwen achteraf soms, dat het hun alleszins is meegevallen. Anderen lijken niets te voelen en beklagen zich na afloop. De meeste reacties vallen tussen deze uitersten. Over het wezen van pijn zijn in onze taal behartigenswaardige woorden geschreven door F.J.J. Buytendijk. Hij wijst er op dat de moderne mens zozeer uit is op bestrijding daarvan dat men zich in het wezen ervan niet meer verdiept. Voor een goed begrijpen van het pijngevoel is het nodig in te zien, dat de gewaarwording ervan zich meer in de neutrale sfeer van het bewustzijn afspeelt, die niet beïnvloedbaar is door emoties. Het pijngevoel daarentegen is in belangrijke mate afhankelijk van de individuele pijndrempel, het karakter van de persoon in kwestie en de persoonlijke instelling t.o.v. de pijnbron en de eventuele angst daarvoor. Het is van het grootste belang dat de arts het verloop van de ingreep van tevoren met de vrouw doorspreekt. Niets is zo beangstigend als onbekendheid met wat er gaat gebeuren. Ook is tijdens de ingreep de rol van de verpleegkundige belangrijk. Afhankelijk van de wens van de vrouw kan deze uitleggen wat er gaat gebeuren of juist de aandacht van de vrouw afleiden door over andere dingen te praten.

Wij kennen allen de cliënte die zegt bang te zijn voor de prikken van de verdoving. Waarschuwt de behulpzame verpleegster naast de behandeltafel de vrouw met "nu komen er even een paar kleine prikjes", dan kan cliente met paniek reageren. Vergeet de verpleegster de vrouw te waarschuwen en praat zij over andere dingen met cliënte, dan is er een goede kans dat dezelfde injecties niet worden opgemerkt.

Het zijn deze ervaringen, die de aborterende artsen aanvankelijk een relativerende houding deden aannemen t.o.v. het anesthesievraagstuk. Het ontbrak de beginners trouwens aan ervaring; zij waren al tevreden als zij hun operatieprogramma tot een goed einde brachten, waarbij zij aan de technische kant van de ingreep de handen vol hadden. Ook de abortuscliënten zelf hadden in die beginperiode een andere houding t.o.v. pijn. Zij waren, in de semi- legale sfeer, meestal al lang blij als zij een arts vonden, die bereid was de ingreep uit te voeren en zij neigden minder tot beklag dan de cliënten van vandaag.

Er werd destijds overigens wel degelijk aan pijnbestrijding gedaan. Op goed geluk werd een scala van analgetica, spasmolytica en anxiolytica toegediend zowel per os als rectaal of parenteraal, met wisselend effect. Het gebruik van de genoemde medicamenten nam overigen af naarmate de aborterende artsen meer ervaren en bedreven werden.

Zoals hiervoor al vermeld is het van veel belang hoe angstig de cliënte voor de ingreep is en hoe haar pijnverwachting is. Angstreductie wordt overigens niet alleen verbaal bereikt.De arts F. Willems hecht veel waarde aan de non-verbale communicatie. Net zoals de gesprekstechniek aangeleerd kan worden, kan ook het overdragen van rust worden geoefend. Lichaamstaal, stemhoogte, intonatie en blikrichting zijn daarbij van belang. Via onnadrukkelijk en natuurlijk lichaamscontact is vertrouwen te winnen en angst te verminderen. Van het goed bedoelde schouderklopje, vergezeld van de mededeling dat het allemaal best wel mee valt, moet men echter niet te veel effect verwachten.

Wanneer de arts de bestaande angst niet kleineert of wegwuift, maar, al is het ook maar kort, daarvoor begrip toont, blijkt dat voor de nodige vertrouwensrelatie en de beleving van de ingreep van belang te zijn. Het is daarentegen onverstandig de vrouw bij herhaling te verzekeren dat ze niets zal voelen en dat zij vertrouwen in de dokter dient te hebben. Wie dat beweert wordt terecht niet geloofd.

Amerikaanse auteurs menen dat men er goed aan doet het woord "pijn" zo veel mogelijk te vermijden. Men mag spreken over kramp en over een eigenaardig gevoel, gerommel in de onderbuik e.d. In ons land deelt men deze zienswijze over het algemeen niet. Men helpt de vrouw wel door haar te wijzen op voor haar mogelijk bekende aspecten van de te verwachten sensatie. "Wat U kunt gaan voelen lijkt op menstruatiekramp" (of: "naweeën"). Bovendien is duidelijk geworden dat men de pijn "positief kan labelen" door er op te wijzen dat die optreedt wanneer de baarmoeder bijna leeg is en zich gaat samentrekken, ergo de behandeling bijna klaar is.

Men vindt onder de abortuscliëntes vrouwen die zich mentaal goed op de ingreep hebben voorbereid, die er zeker van zijn dat hun keuze juist is en die met hun beslissing geen moeite hebben. Zij blijken zich meestal goed te kunnen ontspannen en zijn weinig angstig. Dit type vrouw maakt het zichzelf en haar omgeving gemakkelijk. De drukke, onrustige en gespannen vrouw lijkt iedere aanraking als een bedreiging te ervaren. Zij verkrampt haar spieren en is nauwelijks over te halen tot stilliggen of medewerken. Behandeling van deze cliënten is moeilijker, tijdrovender en .....gevaarlijker! Door de bestaande mogelijkheid tot goede mentale voorbereiding van de abortus-cliënte door een speciaal daartoe opgeleid team, heeft de abortuskliniek een voorsprong op de algemene ziekenhuizen, sterker: aan haar aanpassingsvermogen aan de noden van de ren en het haar gedurende de korte periode dat zij daar verblijft zo gemakkelijk mogelijk te maken. Hierop wordt later teruggekomen. Ondanks deze wetenswaardigheden, alle mogelijke zorg, empathie en voorbereiding blijft het moeilijk voorspelbaar hoe de vrouw de ingreep zal doorstaan. Mogelijkerwijs kan de arts enigszins voorspellen hoe deze verlopen zal aan de hand van zijn bevindingen bij het medisch vooronderzoek. Voorts gelden enkele algemeenheden zoals het ervaren van meer pijn door nulliparae tussen de 25 en 35 jaar. (Bosma) Men kan daarop dan zijn beleid bij de behandeling afstemmen. Dit is één van de voornaamste redenen waarom ervoor gepleit wordt het vooronderzoek door de behandelend arts zelf te laten doen en dit niet over te laten aan een collega of - wat helaas nog steeds voorkomt - aan een verpleegkundige.

[inhoud] [vorige pag] [volgende pag]

© 1993/2010  Dr A.S. van den Bergh

laatste aanpassing voorjaar 2010