Zoals vermeld werd deze techniek in 1976 ontwikkeld door van Lith en van Schie. Dit was als reactie op het standpunt van de Nederlandse gynaecologen die destijds de Finksingreep afwezen wanneer er verder dan H12-13 werd opgerekt. Dit heette onverantwoord te zijn en zou zeker leiden tot latere complicaties als cervixinsufficiëntie, ergo: partus praematurus bij latere zwangerschappen.
De Aspirotomietechniek combineert in feite D&E met de zuigcurettage. De voorbereiding en premedicatie wijkt slechts op één punt af van de door Finks beschreven techniek. Merkwaardigerwijs wordt bij aspirotomie nl nog steeds gebruik gemaakt van een locaalanestheticum waaraan Adrenaline 1:200.000 is toegevoegd in plaats van Noradrenaline 1:100.000.
Noradrenaline is een vasoconstrictivum dat enkele van de nadelen van adrenaline mist, zoals de vaak voor de cliënte onaangename en onrustig makende tachycardy.
Beekhuizen* geeft op, dat naast het intracervicale block ook nog een paracervicaal block gegeven wordt op 4 en 8 uur van elk 5 ml.
Wat de benodigde dilatatie betreft geeft van Lith* het volgende schema:
Weken gestatie |
Benodigde dilatatie |
Procedure. |
6 tot 9 |
6 mm |
zuigcurettage |
10 tot 12 |
8 mm |
zuigcurettage |
13 tot 14 |
10 mm |
zuigcurettage |
14 tot 16 |
10 mm |
aspirotomie |
17 tot 19 |
13-15 mm |
aspirotomie |
Het "werkterrein" van de aspirotomie beperkt zich volgens deze opgave tot het traject 14 tot / met 18 weken.
Met de kleine "van Lith / van Schie-tang" ook wel "leidse-tang" genoemd, wordt na verwijderen van het vruchtwater met een canule van 10 mm doorsnede de uterusinhoud met de tang gemobiliseerd en naar buiten geluxeerd. Als er met de tang geen vruchtdelen meer kunnen worden gepakt, wordt opnieuw gezogen met de 10mm-buis om de vruchtdelen alsnog binnen bereik van de forceps te brengen. Het vastpakken van de vruchtdelen in utero met de tang geschiedt uitsluitend voor het ostium internum. Men gaat niet met de tang op zoek, maar brengt met de zuigbuis de delen binnen het bereik van de tang. Dit laatste is essentieel voor de methode en vermindert de kans op beschadiging van de baarmoederwand.
Alvorens de ingreep te beëindigen wordt met een scherpe Evans curette van 10 mm de wand gecontroleerd op achtergebleven weefsel. Een zuigcurettage met een 6 mm buisje, waarmee voornamelijk de tubahoeken worden gecontroleerd en eventueel aanwezige lucht wordt verwijderd, completeert de behandeling.
Vermeld moet worden dat in tegenstelling tot de methode Finks bij de aspirotomie niet routinematig atropine wordt gegeven. De auteurs menen dat het effect van de in de locaalanesthesie aanwezige adrenaline het orthosympathisch systeem voldoende stimuleert om parasympaticotonie te voorkomen. Na de behandeling wordt het curettement minitieus gecontroleerd op zwangerschapsduur en volledigheid. De gehele ingreep duurt 20 tot 40 minuten.
[vorige pag.] [volgende pag.] [inhoud]
© 1996/2014.