Klik het onderwerp aan dat U wilt zien.

[Algemeen]

[Uitgangspunten]

[Verwijzing]

[Het eerste contact]

[Vooronderzoek]

[De Behandeling: somatisch-technisch]

[De nazorg]

[De Nacontrôle]

[Anticonceptie]

[Psychische kwaliteiten van de medewerkers]

[Concretisering, De kliniek]

[Periodiek werkoverleg en toetsing]

[Samenvatting]

Algemeen

 

In dit hoofdstuk zullen wij trachten na te gaan welke normen van toepassing zijn op de zorg in abortusklinieken. Tevens zullen wij nagaan hoe de kwaliteit van de behandeling gewaarborgd en bevorderd kan worden. Vooropgesteld zij, dat de faciliteiten nodig voor optimalisering van deze zorg zich op een groot aantal punten niet wezenlijk onderscheiden van wat in de gezondheidszorg gebruikelijk is en wenselijk wordt geacht. In de abortushulp-verlening zijn een aantal aspecten echter extra belangrijk. Het probleem waarmee de vrouw de kliniek bezoekt kan voor haar belastend en bedreigend zijn, en vereist daarom een specifieke aanpak.

Zwangerschapsafbreking vindt nog steeds niet "zomaar" plaats. Voor velen betreft het bovendien een aangelegenheid die niet waardenvrij is. Alhoewel de politici om maatschappelijke tegenstellingen te verzoenen de beslissingsbevoegdheid hebben gedelegeerd aan medici, betekent dit bapaald niet dat abortus provocatus een authentiek medisch probleem is. De indicatie hiertoe zal in grote meerderheid van de gevallen op grond van niet-medische criteria gesteld worden.

De beslissing abortus te laten verrichten houdt voor de vrouw verband met het privé levensplan, haar relatie, kinderwens, haar opvattingen over ongehuwd moederschap, haar belevenis van sexualiteit en ideeën over de dood. Als zij afkomstig is uit een religieus milieu kunnen schuldgevoelens haar besluitvorming compliceren en leiden tot extra ambivalentie en angst. Vaak wordt vergeten dat de vrouw die een abortuskliniek bezoekt in nood verkeert.

Deze nood drijft haar dan blijkbaar tot een tegennatuurlijke daad. Het personeel, de artsen niet uitgezonderd, hebben door de onvermijdelijke routine in de klinieken soms slechts aandacht voor deelaspecten. Alhoewel meer dan vijf en twintig procent van de vrouwen recidiviste is, dient men zich steeds weer te realiseren dat de vrouw voor een belastende gebeurtenis staat en dat, ook al is zij de zoveelste cliënt van die week, haar casus uniek is en 100% aandacht verdient. Alleen de uiterste en beste prestatie van het behandelteam is daartoe goed genoeg.

De navolgende punten werden in eerste concept in 1971 opgesteld door Paul Bekkering1). Deze nota werd destijds beschouwd als een uniek, moedig en baanbrekend werkstuk en werd daarna verder uitgewerkt door de heren Cees van Schaik en Ferry Koome. Het product van hun inspanningen werd besproken op de vergadering van de medische commissie van 14 januari 1975 waarna de uitgangspunten door de ledenvergadering van Stimezo-Nederland werden goedgekeurd op 1 februari 1975. Na ruim twintig jaar behoeven de punten van toen herziening en nadere uitwerking, vooral ook omdat de nota destijds geschreven werd in een politiek onzekere en mogelijk bedreigende sfeer. De nota draagt daarom een wat gedateerdë en defensief karakter. Anno 1999 is abortus provocatus een meer geaccepterde en minder beladen ingreep.

Uitgangspunten

 

De basis van de hulpverlening bij ongewenste zwangerschap is het "ja- tenzij" standpunt. Dit houdt in dat de keuze van de betrokken vrouw bepalend is voor het al of niet overgaan tot uitvoering van de abortus. Ten aanzien van de besluitvorming hebben de artsen en de medewerkers in de kliniek een beroepsverantwoordelijkheid die zich beperkt tot het opsporen van kontra-indicaties van sociaal- psychologisch en of medisch-somatische aard.

Het is van belang dat wordt nagegaan of de beslissing niet onder druk van anderen is genomen. Een belangrijke vraag is welk percentage van de vrouwen die zich nu bij de kliniek aanmelden er alsnog toe zouden besluiten haar kind te behouden als de overheid financiële mogelijkheden zou creëren voor een duurzame zorgenvrije opvang van de (ongehuwde) moeder en haar kind.

De instelling en houding van de medewerkers in de klinieken is van belang. Deze instelling komt tot uiting in de wijze van benadering van de cliënte, hun kennis van zaken en de sfeer in de kliniek. In de abortusklinieken kunnen de vrouwen ervan verzekerd zijn onbevooroordeeld tegemoet te worden getreden. Alhoewel alom verbeteringen te bespeuren zijn is het, op grond van psychologische en hygiënische overwegingen anno 1997, nog steeds zo dat aan a.a.p. in de abortusklinieken [de voorkeur] moet worden gegeven boven uitvoering daarvan in de algemene ziekenhuizen2). Afgezien van ongewenste confrontaties van de abortuscliënte met pasgeborenen en vrouwen die daar juist zijn opgenomen voor het in stand houden van hun graviditeit, is het personeel in de ziekenhuizen niet altijd gemotiveerd voor medewerken aan een abortus provocatus of het verzorgen van vrouwen die deze ingreep ondergaan. Bovendien zijn vrouwenartsen over het algemeen minder ervaren aborteurs . Dit komt doordat hun opleiding er van meet af aan op gericht is het ongeboren leven zo veel mogelijk te behouden en te ontzien. Goede zorg wordt pas voorstelbaar als de garantie wordt geboden dat slecht gemotiveerd personeel geen kans krijgt in deze tak van dienstverlening te functioneren. In de abortusklinieken heeft men de mogelijkheid het personeel te selecteren op hun houding t.o. van de problematiek van de ongewenste zwangerschap.

Verwijzing

 

Het is over het algemeen een goede zaak dat vrouwen, voor het ondergaan van a.a.p. worden verwezen. Dit is iets anders dan dat de indicatie door anderen wordt gesteld. De huisarts beschikt vaak over medische en psychosociale informatie die van belang kan zijn. Hij of zij is in principe continu beschikbaar en dient ingelicht te worden over de behandeling om de eventuele nazorg te verrichten en om te kunnen optreden bij zich later voordoende complicaties. Voorts kan de huisarts zorgdragen voor de continuïteit van de anticonceptie. Dit houdt in dat er een correcte berichtgeving tussen verwijzer en de kliniek dient te zijn, zoals dat ook bij andere verwijzingen in de gezondheidszorg gebruikelijk is. Verwijzing door- en berichtgeving aan derden behoort tot de mogelijkheden zolang de vrouw daarmee instemt en haar belangen hierdoor niet geschaad worden.

Het eerste contact

 

Een minderheid van de vrouwen die een abortus wenst, wendt zich rechtstreeks tot de kliniek. Alhoewel sommigen zonder afspraak komen, is het merendeel van de cliënten verwezen door huisarts of consultatiebureau. Het maken van een afspraak is noodzakelijk omdat er rekening gehouden moet worden met de wettelijk voorgeschreven vijf dagen bedenktijd. De receptioniste/telefoniste is het eerste aanspreekpunt van de kliniek en deze zal dus niet alleen de uitgangspunten daarvan moeten onderschrijven maar ook over psychologische en gesprekstechnische vaardigheden moeten kunnen beschikken teneinde de vrouwen goed te kunnen opvangen. Uiteraard zal zij bovendien voldoende kennis van zaken moeten hebben om de grote verscheidenheid van vragen te kunnen beantwoorden.

Vooronderzoek

 

Al in 1975 gold, dat het vooronderzoek pas volledig was als de vrouw in staat gesteld was, c.q het gevoel had, haar persoonlijke problematiek ten aanzien van haar ongewenste zwangerschap te berde te hebben kunnen brengen. Men vond dat gelegenheid hiertoe geboden moest worden in een persoonlijk gesprek in een sfeer van gelijkwaardigheid en respekt.

Organisatorisch moest hiertoe de mogelijkheid worden geschapen. Het is echter schadelijk wanneer iedere vrouw verplicht zou worden om met derden over haar problematiek en beweegredenen te praten.

Anno 1999 verplicht de wetgever de arts bij het gesprek met de vrouw na te gaan of zij haar beslissing zorgvuldig heeft overwogen en handhaaft in vrijheid. De arts dient van de noodsituatie van de vrouw overtuigd te zijn, doch zal niet in haar beslissing treden. De zwaarte van de beweegredenen van de vrouw zijn over het algemeen niet door derden te wegen. Wat voor de één onoverkomelijk lijkt, is dat voor een ander niet. (Zie ook de bijdrage van Florian Willems over: "[overwegingen bij de protocollering van de abortusindicatie]") Wie is in staat de draagkracht van cliente te meten ? De wettelijke voorschriften dienaangaande lopen, zoals gebruikelijk, achter de ontwikkelingen in de praktijk aan. Verplichte "Beratung und Gutachtung", komen in onze klinieken gelukkig niet voor.

Tijdens het vooronderzoek wordt vastgesteld of de vrouw inderdaad zwanger is, en hoever de zwangerschap is gevorderd. Na dit onderzoek wordt aanvullend echoscopisch onderzoek gedaan. Voorts dient te worden nagegaan of haar gezondheidstoestand toelaat de ingreep te ondergaan en of er bijzondere maatregelen noodzakelijk zijn. (bv: Rhesusfactor). Hierna wordt de besluitvorming afgerond.

De Behandeling: somatisch- technisch

 

Vrijwel zonder onderlinge verschillen is anno 1997 de gebruikte methode in de poliklinieken de vacuumcurettage. [Zie aldaar.] Op grond van opgedane en uitgewisselde ervaring is deze techniek in de loop der tijd in hoge mate gestandaardiseerd en verfijnd.

Geconstateerd wordt dat de techniek van de a.a.p. zelf en de uitvoering ervan op optimale resultaten kunnen bogen. Ons vakgebied blijft echter, net als elk ander deel van het medisch bedrijf, steeds in ontwikkeling. Daarom moet worden opgepast voor het invoeren van nieuwigheden, die onvoldoende getoetst of besproken zijn door- of binnen de vakgroep. Het gebruik van de zg "abortuspil" (Mifepristone, zie aldaar ) is in ons land nog maar net toegestaan. Onderzoek zal moeten aantonen of er in ons land behoefte aan bestaat. Sommigen zouden het middel graag gebruiken als "Morning after pill".

Voor de tweede trimester ingrepen geldt dat deze uitsluitend moeten worden verricht door extra bekwame en daartoe geautoriseerde en geregistreerde artsen. Deze dienen zich bewust te zijn van de extra risico' s die deze ingrepen inhouden. Een goede taakverdeling en samenwerking met de tijdens deze ingrepen, in de kliniek aanwezige "tweede arts" is van groot belang. (Zie verder ook het Functieprofiel van de tweede trimesterarts [aldaar])

De nazorg

Na de behandeling moet de vrouw de gelegenheid hebben uit te rusten en tot zichzelf te komen. De reactieve uteruscontracties duren in de regel niet veel langer dan vijf tot tien minuten met de daarbij behorende sensaties van buikpijn. Wanneer de behandeling onder locale anesthesie heeft plaatsgevonden kan de vrouw meestal na een half uur opstaan en de kliniek verlaten. Na tweede trimester abortus, die vaak onder algehele anesthesie wordt verricht, is een langere rustperiode nodig. Uit veiligheidsoverwegingen verdient het de voorkeur om de vrouwen - zeker na narcose- op een overzichtelijke zaal te verplegen. De wens tot privacy kan daarbij in het gedrang komen. Men dient er op toe te zien dat de vrouw voldoende wakker is als zij naar huis gaat. Het is strikte noodzaak haar door een begeleid(st)er te laten vergezellen.

De Nacontrôle

 

Twee tot drie weken na de ingreep moet een laatste contrôle plaatsvinden. Vaak zal de vrouw, als zij van elders komt deze door haar eigen huisarts willen laten doen. Een goede verslaglegging en berichtgeving is dan onontbeerlijk, en wettelijk verplicht. Terwille van het inzicht in eigen handelen en voor het gevoel van continuïteit bij de vrouw is het goed dat de arts die de ingreep heeft gedaan zèlf de nacontrole doet. Hierbij wordt in een rustig gesprek nagegaan hoe de vrouw de behandeling heeft ervaren en of zij deze goed heeft verwerkt. Vervolgens wordt gynaecologisch onderzoek verricht. Men zal - wanneer het een heel jonge graviditeit betrof - de zwangerschapstest dienen te herhalen. Mocht bij de nacontrole blijken dat de vrouw nog zwanger is, dan zal uiteraard een herbehandeling worden aangeboden.

Anticonceptie (met medewerking van André Jansen)

 

Mede uit politiek oogpunt vond men in de zeventiger jaren dat het geven van voorlichting over anticonceptie en het bespreken daarvan, toegesneden op de persoonlijke voorkeur en weerstand van de betreffende cliënte, onderdeel diende te zijn van de abortushulpverlening.

Naast het kunnen meegeven van informatiemateriaal, werd persoonlijke advisering onvervangbaar geacht. Na een abortus keert de vruchtbaarheid snel terug. Na twee weken kan de eerste eisprong al optreden. De helft van de vrouwen heeft binnen drie weken een eisprong.3) Dat betekent dat na een zwangerschapsafbreking al voor de eerstvolgende menstruatie anticonceptie toegepast moet worden. Daarom ook dient het thema anticonceptie vóór of kort na de abortus besproken te worden.

Het is nog steeds zo dat veel vrouwen, c.q. paren, die voor een abortus komen betrekkelijk weinig weten over anticonceptie, of angsten en vooroordelen hebben en bij toepassing ervan fouten maken. In de periode rond de zwangerschapsafbreking zijn deze vrouwen het sterkst gemotiveerd om effectieve anticonceptie te accepteren. Deze [motivatie] neemt in de weken na de ingreep sterk af4)

Wat ervoor pleit de toekomstige anticonceptie vóór de ingreep te bespreken is het volgende. Het plaatsen van een I.U.D. onmiddellijk na een abortus is een veilige en zekere methode met een grote waarschijnlijkheid van continuiteit .5) Men is het er tegenwoordig over eens dat eenI.U.D. vijf jaar in situ kan [blijven6)Wegens de theoretisch verhoogde kans op thrombose na een abortus is het aan te bevelen vrouwen die voor de pil kiezen op de vijfde dag na de ingreep te laten beginnen.7) Daarvoor pleit ook dat de vrouwen nog een paar dagen misselijk kunnen zijn en vaak antobioticum-profylaxe krijgen met het oog op de gevaren van een eventueel opstijgende [Chlamidia Trachomatis-infectie.8)

Toch wordt i.v.m. èn de motivatie van de vrouw op dat moment èn de therapie-trouw vaak aangeraden de avond na de ingreep al met o.a.c. te beginnen. Gezien het relatief vaak voorkomen van zwangerschappen tijdens pilgebruik door slechte therapietrouw, dienen de vrouwen die de pil (weer) gaan gebruiken gewezen te worden op de bij de laaggedoseerde pillen in het begin nog al eens optredende tussenbloedingen. Ook is het van belang te wijzen op wat men moet doen in geval van vergeten van de pil, braken en diarrhee, en de mogelijk verminderde werking door het gelijktijdig gebruik van andere medicijnen. Vrouwen die een (relatief) onzekere anticonceptie-methode kiezen, dienen op de mogelijkheid van postcoitale middelen gewezen te worden.

Psychische kwaliteiten van de medewerk(st)ers

 

De stafleden dienen te beschikken over een goede gesprekstechniek en over levenservaring.

Dit is van belang, omdat zij vrouwen moeten kunnen opvangen met verschillende achtergrond en problematiek. Wat betreft de psychologische vereisten wordt verwezen naar het hoofdstuk over de opleiding tot abortusarts (zie [aldaar]) en de [functieprofielen in de bijlagen] Een korte alinea moet hier gewijd worden aan het probleem van de grenzen van de behandeling die in abortusklinieken door medewerkers moeten worden aangehouden. Het is heel wel mogelijk dat bijvoorbeeld één van de psychologen- medewerkers in de kliniek na de intake meent dat de vrouw, waarmee hij of zij een goed gesprek heeft gehad, gebaat zou zijn bij voortzetting van deze contacten buiten de kliniek.

Deze handelwijze is onjuist, en net zo oneigenlijk als het na de abortus verwijderen van een wrat van de vulva, hetgeen toch zo voor de hand ligt omdat de vrouw toch onder narkose is. Het is moeilijk de grens te trekken, maar in principe valt ook het behandelen van fluor vaginalis, het maken van cervixuitstrijkjes of het bepalen van het eiwit- gehalte in urine buiten het werkveld van de abortuskliniek. In het overgrote merendeel van de gevallen wordt de vrouw uitsluitend naar ons verwezen voor abortus provocatus; men dient daartoe dan ook te beperken.

Concretisering, De Kliniek.

Abortushulpverlening heeft vaak een spoedeisend karakter, terwijl de vrouwen veelal extra behoefte aan privacy hebben. Dit kan met elkaar botsen en vereist dus een zekere mate van flexibiliteit in het organisatieschema. E.e.a. dient zijn weerslag te vinden in de inrichting van het gebouw en omvang en aard van de personeelsbezetting

[Receptie/administratie/telefoon/informatie]

[Assisterend personeel]

[Kwaliteitsbevordering en kwaliteitscontrole]

[Artsen]

[Instrumentarium]

[Werkstructuur]

[Het gebouw]

.

Receptie

De vrouwen dienen te kunnen worden ontvangen in een rustige ruimte, waar de eerste inlichtingen en instrukties worden gegeven en vragen kunnen worden beantwoord.

Administratie

De wetgeving is vrij uitvoerig op dit punt. Van iedere vrouw dient een aparte status aangelegd te worden. De administratie is verantwoordelijk voor de volledigheid daarvan. Er dient ook een complicatieregister te worden bijgehouden. De Wet Afbreking Zwangerschap eist, dat de financiële administratie voldoet aan de eisen die een registeraccountant daaraan stelt. Voorts eist de W.A.Z. dat anonimiteit en privacy van de behandelde vrouw worden gewaarborgd.

Telefoon

Er dient een goede telefoonaansluiting te zijn, met duidelijke instrukties door middel van een antwoordapparaat als de kliniek gesloten is. Een wettelijke eis is 24-uurs bereikbaarheid voor klinieken met een tweede trimester vergunning.

Informatie

Er dient voor iedereen begrijpelijk schriftelijk materiaal over de gang van zaken in de kliniek aanwezig te zijn, als mede ook over de verschillende vormen van anticonceptie. Mondelinge instructie en voorlichting over de behandeling wordt tijdens een individueel intakegesprek aan de vrouwen gegeven. Er dient informatie aanwezig te zijn met betrekking tot het indienen van klachten.

Assisterend personeel

Het personeel dat de arts assisteert tijdens het verblijf van patientes in de kliniek dient bevoegd te zijn tot het verrichten van die handelingen waartoe zij, naar in medische kringen gebruikelijk geachte maatstaven, in staat zijn. Ook moet het zich voldoende kunnen inleven in de psychische toestand van deze vrouwen. Het is van belang dat het personeel gelegenheid krijgt zich kritisch te bezinnen op de eigen houding, op moeilijkheden in de samenwerking met teamgenoten en op eigen onlustgevoelens m.b.t. het werk in de kliniek. Het inschakelen van jeugdige medewerkers moet worden voorkómen.

Een vrouw - zo bleek tijdens de ingreep uit een kort gesprekje met de arts - was zwanger na door haar broers meermalen te zijn verkracht. Op de status stond hierover niets vermeld. Op de vraag van de arts waarom cliënte hierover niet met de sociaalwerkster / intakester had gesproken, antwoordde de vrouw :" zoiets hoef ik toch niet aan zo'n meisje te vertellen!"

Artsen

In 1975 golden maar weinig eisen. Zo dienden de artsen bevoegd te zijn tot het uitoefenen van de geneeskunst in Nederland. Verder dienden zij specifieke kennis te hebben op het terrein van de anticonceptie; dienden zij een "ja, tenzij" attitude te hebben en specifieke kennis te dragen van de problematiek aangaande abortus en sexualiteit. Er werd niet gelet op goede contactuele eigenschappen en gesprekstechnische vaardigheden. De medisch leider van de polikliniek verzorgde een aanvullende opleiding. Tot dan toe was nergens vastgelegd dat de ingreep door een arts diende te worden uitgevoerd; in tegendeel: het Wetboek van Strafrecht vermeldde dat indien de abortus door een arts was gepleegd, dit een "verzwarende omstandigheid" was. Dat in de semilegale situatie van de jaren zeventig ook onder supervisie van medici door niet-artsen werd geaborteerd (vroedvrouwen) bleef beperkt tot een enkele uitzondering.

Sedert de oprichting van het N.G.v.A. in 1991; het opstellen van [Opleidingseisen] en het instellen van een register van abortusartsen door de vakgroep, is specialisatie tot abortusarts een feit. Per 1 januari 1995 is ook nascholing voor de abortusartsen gerealiseerd en voor het behoud van registratie verplicht.

Het gebouw

In een geschikt gebouw moet adequate opvang en behandeling van de vrouwen in alle rust realiseerbaar zijn. Hun privacy moet voorts gewaarborgd zijn.

Het oproepen van vrouwen uit de wachtkamer door het omroepen van hun naam is hiermede in strijd !

In 1975 werden de vereisten als volgt weergegeven:

Aparte wachtkamer (s). Het is niet meer te achterhalen of men meende dat elke vrouw over een afzonderlijke wachtruimte diende te beschikken. Aparte administratieruimte(n), waar een zekere mate van rust en "privacy" mogelijk is, aangezien de eerste opvang daar plaatsvindt. Spreekkamer(s), die rust en ruimte bieden voor een ongestoord gesprek en onderzoek. Eventuele aparte opvangkamer, uitkleedruimte(n) c.q.uitrustkamer(s), die voldoende privacy bieden,

Aparte behandelkamer(s) met voldoende ruimte en voorzieningen om goed te kunnen werken. Een uitrustruimte Sterilisatie-installaties. Laboratorium faciliteiten (Rhesusfactor, zwangerschapstest, urine- onderzoek, materiaal om P.A. -preparaten op te sturen, kweek- materiaal etc.) Voldoende sanitaire voorzieningenvoor patiënten en personeel. Goede horizontale toegangsmogelijkheid voor een brancard tot de behandelkamers en uitrustruimten.

 

Instrumentarium

Aanwezig moet zijn een

1.Adequaat gynaecologisch instrumentarium,

2.Een noodset voor shockbestrijding, (alsmede zuurstof)

3.Diagnostica; medikamenten voor pre-medicatie; voorts analgetica, antallergica, antidota, antibiotica en voorts al het materiaal dat, en de medicamenten die naar het oordeel van de medische staf, aanwezig behoort te zijn.

Werkstructuur

Er dient mogelijkheid te bestaan tot overleg met de gynaecologische staf van- en opneming van een cliënte door een "achterwacht"-ziekenhuis, waarvan uit hoofde van de WAZ een schriftelijke overeenkomst moet zijn opgemaakt. Consultatie van een tweede arts inzake de te volgen gedragslijn moet mogelijk zijn.

Kwaliteitsbevordering en kwaliteitscontrole

In 1975 gold dat klinieken en privépersonen lid konden worden van STIMEZO-Nederland als zij bereid waren zich te onderwerpen aan een kwaliteitsbeoordeling betreffende de wijze van functioneren in de meest uitgebreide zin. Hiertoe werd een multilaterale toetsingsprocedure ontworpen, waarbij volgens een bepaald rooster instellingen elkaar bezochten. Deze regeling heeft - inspanningen en goede wil ten spijt - toch maar enkele jaren gefunctioneerd. Dit was waarschijnlijk te wijten aan het ontbreken van duidelijke minimale kwaliteitseisen en sancties jegens instellingen die daaraan niet voldeden. Ook ontbrak destijds een beroepsprocedure inzake conflicten voortkomend uit de toetsing. Aan de hand van de richtlijnen van de Ziekenfondsraad dd 10- 1-1989 werd dit eenvoudiger.

Periodiek werkoverleg en toetsing

In de kliniek is periodiek werkoverleg per discipline en met alle medewerkers tezamen noodzakelijk voor evaluatie van de werkzaamheden. Een lijst van mogelijke verbeteringen en aandachtspunten dient te worden bijgehouden en periodiek te worden gecontroleerd. Het N.G.v.A. heeft zich voorgenomen om een toetsingsprocedure te ontwerpen waarmee de kwaliteit van het werk in de abortusklinieken kan worden beoordeeld. N.G.v.A.-kwaliteitscriteria en minimumnormen worden vastgelegd. Klinieken die niet aan dezeminimum N.G.v.A. - kwaliteitsnormen (wensen te) voldoen zullen worden uitgenodigd tot het aanbrengen van verbeteringen. Wordt hieraan geen gehoor gegevenen dan kan vanuit het N.G.v.A. contact worden opgenomen met de Inspectie voor de Volksgezondheid en kan het leden-abortusartsen ontraden worden in deze klinieken te werken.

Samenvatting (m.m.v. Wouda Roos)

De specificiteit van de problematiek rond de opvang van ongewenst zwangeren in de abortusklinieken stelt bijzondere eisen aan de procedure, het gebouw en het personeel. Dit schept ten opzichte van de algemene ziekenhuizen een scala van extra voorwaarden waaraan deze dienstverlening moet voldoen. Van het grootste belang is het centraal staan van de vrouw in haar contacten met de verschillende personeelsleden, het in haar waarde laten van cliente en het bewaken van haar privacy. Op de mogelijkheid daartoe moet het personeel speciaal worden geselecteerd, opgeleid en begeleid. Gestructureerd periodiek werkoverleg is noodzakelijk om optimale kwaliteit te blijven garanderen. Anno 1997 is voor de meeste artsen het motief achter het abortusverzoek van minder belang. De ervaring leert dat de vrouw niet voor abortus komt als zij zich niet in een noodsituatie bevindt. Het aanbod van bespreking van de problemen van cliente dient aanwezig te blijven, maar vormt geen voorwaarde voor acceptatie. Het zelfde geldt voor de regeling van de anticonceptie post- abortum. Het opdringen daarvan wordt als bevoogdend en ongewenst ervaren.

Meer lezen:

 

1. Bekkering P.G. Kenmerken van een adequate hulpverlening bij abortus provocatus. Med.

Cont. 30 (1975) blz 77 e.v.

2. v. Os W., Rhemrev P., Wiese J., en van den Bergh A.S.: Abortus arte provo- catus klinisch en poliklinisch. Med Cont 27 (1972)

3. Lähteenmäki P & T. Luukkainen: Return of ovarian function after abortion. Clin. Endocrinol. 1978; 8: 123-32

4. Törnbom, e.a. :Evaluation of stated motives for legal abortion. J. Psychosom Obstet. Gynacol. 15 (1994) 27-33

5. Querido L.,E.Ketting & A.A. Haspels. I.U.D. insertion following induced abortion. Contraception 1985, vol. 31 no 6.

6. Bromham.D.R.: Intrauterine contraceptive devices - A reappraisal. Brit.Med. Bulletin 1993; 49(1): 100-123; The British Counsil. 1993

7. Lähteenmäki P., et.al. :Coagulation factors in women using oral contraceptives or intrauterine contraceptive devices immediately after abortion. Am.J.Obstet. Gynecol 1981; 141: 175-9

8. Qvigstad,E. et al.: Pelvic inflamatory disease associated with Chlamidia Trachomatis infection after therapeutic abortion. Br.J.Vener.Dis. 1983;59:189.

[vorige pag.] [volgende pag.] [inhoud]

laatste revisie april 2014

© 1996/2014